HOOFDSTUK IV
DE HELLINGEN: NIEUWE BLOEI
25 augustus 1962 – 1 januari 1966
Om de afgelopen periode correct af te sluiten, roept Gijs van Aardenne op 10 september 1962 de betrokken personen bijeen voor de instelling van een kascommissie. Een klein groepje leden en oud-leden is elke woensdagavond en zaterdag in de weer. Op 24 oktober staat er in het logboek: ‘grote sloop-avond! Volgende keer: Grote Opbouwdag!’ De zus van Peter de Waard, niet meer Greetje, maar Margreet, keert definitief terug op de club. Op 1 december noteert Arend: ‘vanavond is de elektrische leiding van studio’s naar de bar gereedgekomen en is de bar ontruimd en functioneel geworden. Een belangrijke avond geweest.’ Op 24 januari 1963 meldt de heer C.J. Ruurs, inspecteur voor jeugdzaken, dat het historische pand Vreedenburg aan de Bomkade mogelijk plaats kan bieden aan de HCD. De verhuizing begint weer op te spelen, maar eerst moet de slechts twintig leden tellende club nieuw leven worden ingeblazen.
Hiertoe zal in maart in de kleine zaal van schouwburg Kunstmin een propaganda-actie worden gehouden. In februari wordt Kees Ruurs, zoon van de inspecteur, lid van de Hobby Club. Hij is pas vijftien jaar en enkele maanden oud, maar hij ontplooit al meteen zoveel activiteit dat hem wordt gevraagd Geert op te volgen als voorzitter. In maart 1963 wordt het volgende bestuur geïnstalleerd: Kees Ruurs – voorzitter, Margreet de Waard – secretaresse, Jaap Timmermans – penningmeester. Margreet is negentien jaar oud en Jaap twintig. Adviseurs Gijs van Aardenne en Arend Kastelein zijn respectievelijk vierentwintig en vijfentwintig jaar oud.
‘Geweldig’, sprak animator Gijs van Aardenne, ‘ik had er hoogstens honderd verwacht’. Aldus een van de dagbladen. De kranten stonden er vol van: op 23 maart 1963 hield Hobby Club Dordrecht haar propaganda-avond in de plaatselijke schouwburg Kunstmin. Burgemeester Mr. J.A.H.J. van der Dussen opende de avond. ‘Ik had niet verwacht dat de zaal zo vol zou zitten’, zei de burgervader, die tot een publiek van meer dan 300 man enkele woorden van aanbeveling sprak. Aan de wieg der wedergeboorte stond natuurlijk ook Leonard de Vries. ‘Als de schrijver Leonard de Vries begint te spreken over hobbyclubs raakt hij in vuur en vlam. Een droom is nu werkelijkheid geworden, sprak hij enthousiast, een blik werpende in de zaal met de honderden jongelui.’ Die werkelijkheid betekende nú, dat de HCD, haar dieptepunt voorbij, bij een groot deel der jeugd nog aansloeg. Ondanks ‘het zware getij van “verenigingsmoeheid”, die de televisie met zich heeft meegebracht’. Het huis-aan-huisblad Dordrecht-Zuid formuleerde het zo: ‘Ze [de HCD] heeft lange tijd aan bloedarmoede geleden. Dit gaat meer zo in het verenigingsleven, totdat door aktiviteit van enkelen het feu sacré ontstaat.’ Na de opening door de burgemeester liet Leonard de Vries de dia’s zien die hij had gemaakt op een reis van 160 dagen om de wereld, in opdracht van Unicef. Arend Kastelein, Jaap Timmermans, Margreet de Waard, Kees Ruurs, Bas Verhey, zij hielden een praatje over respectievelijk Radio, Fotografie, Artistieke Hobbies, Scheikunde en Modelbouw. Bas Verhey stelde een door hemzelf vervaardigde miniatuurspoorwegbaan van zes bij vier meter in het vooruitzicht, als hobbyobject voor de behuizing die de HC zou betrekken na de verhuizing van de Hellingen. Enkele krantenkoppen: ‘Propaganda-avond van hobbyclub zeer druk bezocht’, ‘Hobby-club bijzonder nuttige vereniging’, ‘Burgemeester over Hobby Club: als ontspanning en voor de toekomst belangrijk’. De nieuwe leden mochten toestromen.
En dat deden zij ook, per bijeenkomst groeide het aantal handtekeningen in het logboek. Enkele oud-leden hielpen met de opvang: Peter de Waard nam samen met Arend de afdeling Radio onder zijn hoede, Martin van de Nieuwenhuizen werd Scheikunde-instructeur. Ook Anke van Aardenne-Diemel, zuster van Hans en in 1962 met Gijs getrouwd, was dikwijls present. Gijs zelf werd instructeur Hout- en Metaalbewerking. Op een instructie-avond voor Modelbouw, begin april, waren 33 mensen aanwezig. In mei begonnen leden van Houtbewerking, in opdracht van de heer Ruurs, aan een maquette van een toekomstig complex sportvelden in de Stadspolder, die gehonoreerd werd met 165 gulden. Gijs’ jongere broer Carel van Aardenne nam de leiding op zich van Fotografie; Arend meende in mei, dat deze afdeling ‘de ideaal-symptoot’ al betrekkelijk dicht naderde. Gijs schrijft aan professor Halbertsma: ‘Ons clublokaal is nu ook aan de grens van zijn capaciteit met een (nog steeds stijgende) opkomst van meer dan 40 leden per avond. Het is zonder twijfel bijzonder gezellig en er heerst een werkzame sfeer, waarvan wij veel goeds verwachten.’ In diezelfde brief deelt Gijs mee van een relatie gereedschap voor de helft van de prijs ontvangen te hebben. Gijs en Margreet deden hun best weer ‘goodwill’ te kweken voor de Hobby Club. In maart 1963 beurde de HCD fl400,- uit de nalatenschap van de Stichting tot Bevordering van het Hobby Club werk, die zichzelf had ontbonden...
Had de HCD in april 1963 zeventig leden, in juni loopt het ledental op tot vijfentachtig. Op 22 mei vindt een excursie plaats naar Fokker en naar de Dordtse metaalindustrie Johan de Witt in de Merwedestraat, op de Staart. Ook worden weer de aloude radiovossenjachten georganiseerd. Als de avonden kouder worden, krijgt de HCD gratis cokes van de Algemene Brandstoffenhandel N.V. Hageman & Van Nievelt aan de Kalkhaven in het oude centrum. De roestige potkachel wordt weer roodgloeiend gestookt. In september breidt het bestuur zich uit tot vijf leden. Met het oog op een vakantieweekend in De Wildert vervaardigen leden van de afdeling Radio peilontvangers, waarvoor onder meer afvalmetaal van Fokker wordt gebruikt. Maar het bestuur zit in spanning over het nieuwe gebouw, waarvoor de toestemming nog steeds niet is afgekomen. Er wordt een contactavond gehouden voor ouders en donateurs en een tentoonstelling opgezet. Natuurlijk, sommige leden moeten wat opgepord worden. In oktober gaat er een brief naar degenen die zich een tijdje niet hebben laten zien: ‘tenminste één avond per week kun je toch wel komen? Je kunt het als een afwisselende ontspanning opvatten.’
Een sfeerbeeld van 1 februari 1964: ‘Vanavond is iedereen al druk aan de arbeid. De kachel wordt aangemaakt, rommel gemaakt, de koffie staat ook al vlug te pruttelen. Er wordt gewerkt met kwast, tekenkrijt, met potlood, liniaal, zaag en vijl.’ Op 7 maart komt het bericht dat het ‘plan Vreedenburg’ niet doorgaat. Weer komt de zolder op het Oranje Vrijstaatplein in beeld. De HCD tracht jeugdige radioamateurs in de regio te interesseren: ‘In Dordrecht leeft nog altijd een Hobby Club, zoals deze beschreven is in een serie boekwerken van de bekende schrijver Leonard de Vries. Een HOBBY CLUB, waar jeugdige personen samenwerken op het gebied van elektronica, fotografie, modelbouw en artistieke activiteiten, om gezamenlijk tot grotere prestaties te kunnen komen dan individueel mogelijk zou zijn.’ Het is de oude retoriek, maar de voltooide maquette van de toekomstige sportvelden bevestigt dat samenwerking inderdaad tot goede resultaten kan leiden. Een overzicht van de geluidsapparatuur laat zien, dat er op de HCD versterkers zijn van 15, 20 en 60 watt (die bij uitlening respectievelijk fl8,-, fl9,- en fl35,- moeten opbrengen), benevens een L[oud]S[peaker]-kast, een grammofoon en een microfoon met standaard. De geluidstechnische dienst van de HCD bedient haar geluidsinstallatie op Oranjedag, voor een winkeliersvereniging en voor het Gemeentelijk Lyceum. De geest van Leonard de Vries lijkt geheel en al te herleven, er leven zelfs plannen om een HC-kamp in Zwitserland te houden. Het is er niet van gekomen, maar de kampen in De Wildert zijn er niet minder om. Sinds 1963 wordt er elk jaar een pinkster- en een zomerkamp gehouden. In het voorjaar dauw aan de voeten, de geur van rododendron in de neus en het gekwaak van kikkers in de oren. Dat is De Wildert, beheerd door het echtpaar Van Hees. Er worden grote, ronde legertenten opgezet, waar je met een man of tien in kunt. Eén keer moest een viertal HC’ers bij het opzetten van de tent er met alle macht aan gaan hangen om te verhinderen dat een stormachtige wind haar meenam. Vaste programmapunten zijn radiovossenjachten, avondwandelingen, bezoeken aan Bosbad Hoeven en een optreden van de muziekgroep The Tatterdemalions. Achter deze merkwaardige naam gingen schuil: Kees Ruurs, Frank van Hees, Wim Walgers. Bij het kampvuur speelt Dick van der Knaap op zijn gitaar en zingt met zijn enigszins nasale stem liedjes als ‘When the Saints go marchin’ in’ en ‘Freight train’. Iedereen zingt mee. Er wordt nog een blok hout op het vuur gegooid. In zo’n sfeer groeit de harmonie.
Sfeer heerste ook op de clubavonden. Volgens sommigen te veel. Gijs waarschuwt op 9 september 1964, dat bepaalde afspraken moeten worden nagekomen in verband met de op te nemen film van de Hobby Club. Voor iedere afdeling is iemand verantwoordelijk gesteld, opdat de betreffende afdeling ‘zo spoedig mogelijk komt in de staat die voor de film het meest gewenst is.’ Maar de activiteiten vallen Gijs bitter tegen. Alleen de Bar ligt ‘in het middelpunt van de belangstelling, maar beslist niet vanwege de film.’ Dan schrijft iemand een satire, die wordt toegestuurd aan het bestuur. Als elke satire is zij overdreven, maar voor een maximaal effect was dat ook nodig. De H.C. moet weer opgepept worden. Een bominslag:
Op de middag, voorafgaand aan de avond waarop de grote propagandabijeenkomst zou worden gehouden, stapte ik naar het gebouw, waar het gebeuren zou plaatsvinden.
In de zaal gekomen vroeg ik aan één van de sigaretten rokende en bier-drinkende jongelieden waar de voorzitter zich bevond.
Ik behoefde het antwoord reeds niet meer af te wachten, want de voorzitter klom uit een donker gat aan mijn voeten, gevolgd door het voltallig bestuur. De penningmeester legde me uit dat het bestuur even de stoelen was gaan halen. [...] Het was ons bekend dat de voorzitter behoorde tot het Blok der Gematigd Neutraal Conservatief Afwachtenden. Dit was dan ook de reden dat hij in het clubleven nooit met de vuist op tafel sloeg, doch altijd een Gematigd Neutraal Conservatief Afwachtende houding aannam.
Toen wij eens op een avond in het clublokaal waren, zaten alle leden aan de bar te roken, cola te drinken en Louise knipoogjes te geven. Behalve één die regelmatig de naald op de plaat zette. Aan dit zich bovenmatig inspannende lid was het te danken dat de luidspreker constant een stuitend gerochel van enorm volume uitbraakte.
Deze zelfde avond werden in het onverduisterde lokaal 92 dia’s van een waterval vertoond. Deze diavertoning stond op een dergelijk peil, dat het één van de hoogtepunten uit het clubjaar genoemd mocht worden.
Maar goed, onderwijl had de voorzitter me met zijn beroemde glimlach gevraagd of ik van de pers was. Ik beaamde dat.
‘Hoeveel leden hebt U?'
‘Zestig. Jammer genoeg behoort 95% hiervan tot de z.g. “Papieren leden”. Zij staan wel genoteerd als lid, maar zij komen niet en betalen ook niet. Maar we hopen hier wat aan te doen. Voorlopig staan we hier gematigd tegenover.'
‘Hoeveel leden hoopt U met deze avond te winnen?’
‘Vijftienhonderd.'
‘Hebt U instructeurs?'
‘Geen enkele. En we hebben ook geen tijd om er naar te zoeken. We hebben nog wel wat anders te doen.'
‘Wat dan bij voorbeeld?'
‘Leden Winnen. We verliezen zoveel leden doordat we geen instructeurs hebben, dat we dag en nacht met Leden Winnen bezig zijn.'
‘Hebt U gereedschap?'
‘Zeker, we hebben een magazijn vol. We hebben enige honderden Zagen, terwijl we ook in Nijptangen goed voorzien zijn.'
‘Maar als U slechts zo weinig Werkende leden hebt, wat heeft U dan aan dat gereedschap?'
‘Niets, maar voorlopig staan we hier Afwachtend tegenover.'
‘De Werkende leden zitten meestal in de bar, niet?'
‘Inderdaad. Maar omdat we zo weinig Werkende leden hebben, willen we ze niet op de tenen trappen door hiertegen op te treden. Voorlopig staan we hier dus Neutraal tegenover.'
‘Heeft de vereniging een clubblad?'
‘Natuurlijk! Het laatste nummer is 2 jaar geleden verschenen en er zijn reeds plannen voor het volgende nummer.'
‘U hebt het meeste succes inzake Uw Administratie Van Het Papierverbruik Der Afdeling Fotografie en Uw Kampen, nietwaar?'
‘Zeker. Hoewel we geen administratie-vereniging zijn vinden we het noodzakelijk dat alles perfect loopt. Er wordt voor het overige slechts geklunsd in de doka, maar dat is bijzaak.'
‘En Uw Kampen?'
‘Die slagen inderdaad altijd voortreffelijk. Er is ons wel eens gevraagd of we een kampvereniging waren. Dit zijn we echter niet.'
‘Wordt het niet eens tijd dat U inzake de kwestie’s van de Niet Werkende leden, het Gebrek aan Instructeurs en het Algemeen Kwijnend Bestaan der Vereniging gaat optreden?'
‘Zeker, maar over het algemeen staan we hier Conservatief tegenover.'
‘Houdt U zich over het algemeen niet wat te afzijdig?'
‘Kijkt U eens meneer, U kunt niet van het bestuur verlangen dat het alles doet. Dat er leden weglopen, doodeenvoudig omdat ze diep teleurgesteld zijn in de vereniging, daar kunnen wij ook niets aan doen. Wij hebben werk genoeg aan het Bestellen van Flesjes Cola. Instructeurs zoeken en de hele mentaliteit van de vereniging veranderen, dat zijn kwestie’s waar het bestuur niets mee te maken heeft. Daar staan wij zogezegd Gematigd Neutraal Conservatief Afwachtend tegenover.’
Een grap? Dan is het wel een heel kwalijke grap. ‘De Hobby Club loopt toch prima?’ De satireschrijver stuurt een brief achterna: ‘En toch is dit fout: de H.C. leeft maar hij loopt niet. HIJ KOMT NIET VOORUIT! Hij staat stil.’ Even verder: ‘de mentaliteit van de H.C. is pas goed, wanneer er steeds doelbewust naar verbeteringen gestreefd wordt. En dat is niet zo.’ En: ‘Het mes moet erin. De bezem erdoor.’ De satireschrijver heet Rob Ruurs, hij is de jongere broer van de voorzitter.
We schrijven 12 december 1964. Voorafgaand aan een bijzondere Algemene Leden Vergadering heeft Rob zijn standpunten nogmaals toegelicht: hij verlangt ‘antwoord in daad en geen er-om-heen-draaiend-geleuter’ op een aantal vragen. Hij kritiseert een van de bestuursleden die ‘wuift naar bedenkelijke vrouwspersonen’ en optreedt als een ‘ondermijner van het Hobby Club-idee’: ‘Hoe kan iemand met een dergelijk gebrek aan geest geestelijk overwicht hebben?’ En dan zijn daar de kwesties van de papieren leden en de contributie die de HCD afdraagt aan de Dordtse Jeugdraad: is dat laatste wel nodig? Ondanks de felle toon van Robs aanklacht, wordt de problematiek op een volwassen wijze besproken: ‘Tot algemeen gevoelde opluchting was het peil van de gevoerde discussie echter zodanig, dat ze geen aanleiding gegeven hebben tot blijvende geschilpunten en konden de moeilijkheden in sportieve sfeer tot hun normale proporties en voorlopige oplossing gebracht worden.’
Het is onvermijdelijk: moeilijkheden in een vereniging vallen vaak meer op dan glanspunten. 1963 en 1964 waren beslist geen slechte jaren voor de HCD geweest. Maar het is moeilijk een hoog peil vast te houden, moeilijker nog telkens maar vooruit te komen. Arend was in juni 1964 opnieuw naar Amerika vertrokken. De nieuwe leden moesten maar eens het initiatief overnemen. De brief van Rob had de HCD wakker geschud. Dick Walvis en John Warberg waren nu Radio-instructeur. Rob Ruurs zou zich intensiever gaan bezighouden met Fotografie en tevens de regie van de al lang geplande Hobby Club film op zich nemen. Op 16 december observeerde een pas opgerichte afdeling Astronomie observeerde bij de Stoopbank in de Dordtse polders nabij de Biesbosch de maansverduistering.
Het allergrootste plan was zonder enige twijfel de Hobby Club film; deze film, bedoeld als propaganda-object, moest spoedig gemaakt worden. Nog in het oude gebouw, want de tijd drong....
Het is zaterdagmiddag kwart over twee. Het is druk op de Spuiweg van alle mensen die boodschappen gaan doen. Een paar jongens komen uit de stroom en fietsen de Hellingen in. Dan komen er van andere kanten nog meer jongens die ook de Hellingen ingaan.
Voor het clublokaal in de Hellingen staan reeds enige jongons en meisjes te wachten, terwijl er nog meer aan komen rijden, als er iemand erg hard aan komt racen, die de sleutels bij zich blijkt te hebben. De deur wordt opengemaakt en iedereen gaat naar binnen. De lichtbak boven de ingang floept aan. De letters van de lichtbak komen steeds dichterbij totdat ze het gehele beeld vullen en de titel van de film vormen:
'HOBBY CLUB.’
Zó begint de film. We zien Hans Jansen aan zijn huiswerk bezig. Daarna prutst hij wat aan een bouwvallige grammofoonversterker. De plaat knarst. Dick Walvis, een schoolvriend, komt toevallig langs. Hij verandert twee verbindingen. Het geluid is veel beter!
Deze inleiding voert natuurlijk naar de Hobby Club. Hans luistert sceptisch naar Dicks gloedvolle beschrijving van die club. Hierop volgt een bezoek. Alle afdelingen zijn in vol bedrijf en Hans wordt razend enthousiast. Thuis geeft hij aan tafel aan zijn ouders en zus zijn indrukken weer. Dick komt langs en legt desgevraagd de doelstellingen van de Hobby Club uit. Enkele ongure individuen, vrienden van Hans – nogal slungelig, een sigaret bengelt tussen de lippen, ze hebben een lefpet op – komen plotseling binnen. Of Hans meegaat naar de bioscoop. Hans zegt dat hij wel wat beters te doen heeft en vraagt waarom ze niet meegaan naar de Hobby Club.
‘Wat doen ze daar? Kun je er dansen of bridgen?’
‘Nee, dat is de bedoeling niet’, zegt Hans, ‘maar misschien vind je het toch wel leuk om er eens rond te kijken!’
Dan gaan ze met z’n vijven op weg naar de Hobby Club.
We zien enkele afdelingen in bedrijf. Hans Jansen, zijn zus Ingeborg en de twee bioscoopnozems besluiten lid te worden. Nadat de namen van de afdelingen op het scherm zijn verschenen, is de laatste opname van buitenaf.
‘Tegen de verlichte deuropening zien we de silhouetten van de naar huis gaande leden. De verlichte ramen boven worden donker. De lichtbak gaat uit en de deur dicht.
‘Dag!’
‘Dag, tot woensdag weer!’
Het was bitter koud op de zolder toen met de opnames werd begonnen, op maandagochtend 17 december 1964. ‘Gewapend met camera, statief, films, een heel lampenpark en veel enthousiasme is de H.C .-filmploeg erin geslaagd in de Kerstvakantie een groot deel van de opnames voor de propagandafilm te maken. Nadat Gijs van Aardenne, onze perfecte productieleider, door onvermoeibaar werken dit onmisbaar arsenaal had vergaard, begonnen we in een ijzige kou te filmen. Onze tenen vroren er bijna af, maar dat deerde ons niet.’ Aldus de scenarioschrijver, draaiboekschrijver, operateur, belichter en regisseur: Rob Ruurs. De film was een waar Hobby Club project, waarin de samenwerkingsgedachte volledig tot haar recht kwam.
De tijd drong, schreef ik: op 20 augustus 1964 stuurde Hobby Club Dordrecht het volgende telegram aan het Gemeentebestuur van Dordrecht: ‘bieden u onze gelukwensen aan bij lang verbeide goedkeuring saneringsplan door de kroon – stop – zien met belangstelling uitvoering plannen aan de hellingen en uw plannen met onze vereniging tegemoet = bestuur hobbyclub dordrecht ++.’
In december gaat er een schrijven uit van secretaresse Margreet de Waard aan de leden: in een bespreking van het bestuur, Gijs van Aardenne en het College van B&W is een toezegging gedaan dat de HCD kan verhuizen naar de zolder boven de school aan het Oranje Vrijstaatplein. Voor de verbouwing van de zolder zal een krediet nodig zijn van maximaal fl30.000,-. Jaarlijks wordt er een huur geheven, ter waarde van 7% van het bedrag dat nodig is om de zolder in orde te maken. Van gemeentewege valt dan een jaarlijkse subsidie te verwachten, ten bedrage van 70% van de huurwaarde. Dat houdt in, dat de HCD per jaar maximaal fl630,- aan resterende huur moet opbrengen. Margreet wijst de leden erop, dat de ruimte vijf keer zo groot is als die aan de Hellingen en dat er veel ontplooiingsmogelijkheden zijn, met name voor Modelbouw, Scheikunde, Toneel en Muziek.
Op 2 maart 1965 is de kogel ook werkelijk door de kerk. De Dordtenaar kopt: ‘Taart voor raad’: ‘Het was een waar “hoera-stuk”, waarmee de Dordtse Hobbyclub gistermiddag tijdens de raadsvergadering op de proppen kwam, uit dankbaarheid voor het mooie onderkomen op de zolder van de Oranje Vrijstaatpleinschool. “Het gaat niet ten laste van de kas”, zei de burgemeester nog en dus konden de raadsleden er later bij de thee met onbezwaard hart een stukje van eten. En... het smaakte best.’ Hoewel uit de raad enige opmerkingen waren gemaakt over de soms twijfelachtige continuïteit van de Hobby Club, werd dit niet als een bezwaar gevoeld. Wethouder P.J. van Meurs: ‘Maar natuurlijk, wanneer de H.C. opeens niet meer, zoals dat heet, zou aanslaan bij de jeugd, is de ruimte voor een andere vereniging te gebruiken.’ Eén consequentie voor de Hobby Club is, dat de contributie, die jarenlang een kwartje per week had bedragen, aanzienlijk wordt verhoogd: tot fl1,30 per maand voor leden van 12 t/m 15 jaar en tot fl1,75 voor oudere leden. Er zijn op dat moment 55 trouw contribuerende leden. Voor de verhuizing en verbouwing is reeds een fonds gevormd van fl1800,-.
We volgen in dit hoofdstuk tot januari 1966 de algemene activiteiten, maar reserveren de verbouwing van de nieuwe zolder, waar spoedig mee werd begonnen, voor het volgende hoofdstuk. In het oude gebouw wordt eindelijk weer ernst gemaakt met het cluborgaan Hobby Puk. Er verschijnen er drie in 1965, die alle zeer goed verzorgd zijn. De redactie wisselt nogal, maar Margreet de Waard doet aan alle drie de nummers mee. Nieuws van en plannen voor de nieuwe zolder wisselen af met studierubrieken: van Arend over transistoren, van Rob Ruurs over fotografie en van de bekende rubriek ‘Luisteren naar muziek’ van Ru Sevenhuijsen. Wim Dolk heeft het blad weer van nieuwe tekeningen voorzien. We lezen ook afdelingsnieuws: Dick Walvis schrijft over Radio: ‘De meetbrug, die niet meer “brugde” op het condensator en spoelenbereik, is weer gemaakt. Het werk aan de universeelmeter, dat enige tijd gestopt was, is weer hervat en zowaar enkele oude getrouwen van de Hobby Club hebben de brom uit de bandrecorder kunnen krijgen. De radioleden zijn moeilijk aan het werk te krijgen, ze zijn een beetje lui, maar toch erg enthousiast, zodat de instructeur erg optimistisch is.’ Wim Boer geeft een verslag van afdeling Astronomie, waar twee nieuwe kijkers bij zijn gekomen. ‘Ook zijn we met z.g. astrofoto’s begonnen, de foto’s zijn genomen van o.a. de maan, grote beer en pleiaden etc.’ Met afdeling Fotografie gaat het ook goed. Rob Ruurs schrijft in het logboek: ‘In de Doka wordt enorm hard en enthousiast gewerkt.’
Verder wordt de HC-geluidsinstallatie diverse malen verhuurd (als secretaris van de Dordtse Jeugdraad speelt Wim de Leeuw van Weenen dergelijke verzoeken door aan de Hobby Club), er wordt een fietstocht naar Oosterhout gehouden, er is een pinkster- en een zomerkamp. Wijnand Camerling houdt na het pinksterkamp een enquête. Cijfers: twee tienen, een stel negens, wat achten, een zeven. Het zomerkamp wordt gehouden in Rucphen, op het bosachtige terrein van boer Suyckerbuyck, in een tijd dat het begrip ‘kampeerboer’ nog niet bestond. ‘De omgeving is prachtig en biedt volop gelegenheid voor wandelingen. Ook nachtwandelingen? vroeg de zaal. Jawel zei Kees en de meisjes applaudisseerden luid.’ In dit zomerkamp wordt de procentuele wanverhouding tussen jongens en meisjes enigszins gecompenseerd door de aanwezigheid van een groep van zes padvindsters. Er worden meteen betrekkingen aangeknoopt. De Hobby Club heeft zijn tenten opgezet rond een heuvel in het bos, de padvindsters slapen in een schuur van boer Suyckerbuyck, waar het nu avond aan avond een gezellige boel wordt. John Hagen amuseert het gezelschap met zijn groteske fantasieën.
Een burgemeester neemt afscheid, een burgemeester die veel voor de HCD heeft betekend: Mr. J.A.H.J. van der Dussen. De HCD doet mee aan het afscheidsdefilé. Met een wagen rijden we op 30 juni 1965 door de stad, in die wagen bevindt zich een geluidsinstallatie – het sonore stemgeluid van Dick Walvis klinkt door de straten: ‘Hobby Club testing, Hobby Club testing’ –, een grote achterbak is in tweeën gedeeld door een bord, dat Anton van der Laan heeft beschilderd. Verscheidene leden hebben plaatsgenomen op de langzaam rijdende wagen, Kees Snoek met het geraamte van zijn zweefvliegtuig van balsahout. Erachter en ernaast lopen andere leden mee.
In het oude gebouw loopt het ledental wat terug. Er worden in september 1965 inbraken gepleegd, waarna besloten wordt de bar niet meer te voorzien van flesjes drinken. Diezelfde maand doet de HCD mee aan Startsein ’65, een actie van de Dordtse Jeugdraad. De HCD moet een vossenjacht organiseren. ‘Een nepvossejacht wel te verstaan, iedere HC jager weet van tevoren waar de zender zit, maar doet alsof hij niets weet.’ De HC’ers dienen namelijk als coördinator van groepen jongeren van 12 tot 16 jaar. De dag wordt besloten in Hoeve Crabbehof, waar een HC-stand is ingericht. Het is er gezellig druk. Op 1 december 1965 wordt de laatste filmavond in het oude gebouw gehouden, met twee tekenfilms, films over insectenbestrijding, gloeilampenfabricage en oscilloscopen (het ‘meest universele meetinstrument van de elektronica’). Margreet: ‘Het was bijzonder druk en het filmprogramma was zeer gevarieerd. (Naar mijn smaak echter iets te technisch).’ Arend is even in Nederland en organiseert op 28 december voor een groep van veertig HC’ers een excursie naar de oscilloscopenfabriek Tektronix in Heerenveen.
De laatste berichten uit het oude gebouw: 1 januari 1966: ‘Dit is eigenlijk een “clandestiene” Hobby Club avond want de nieuwjaarsdag geldt als officiële feestdag. Maar ja, als alles goed gaat!, zijn de dagen in het oude gebouw geteld.’, schrijft Wijnand in het logboek. Met weemoed zeggen we op 8 januari vaarwel aan de Hellingen. Voortaan ligt het logboek in het nieuwe gebouw. Allerlaatst bericht: in maart zijn nog wat vergeten spullen weggehaald. Nog veel later, toen het gebouw al gesloopt was, hebben enkele HC’ers er wat stenen weggehaald en op de nieuwe zolder ingemetseld in een van de muren.