HOOFDSTUK III

EEN VERWEESDE CLUB

23 januari 1960 – 25 augustus 1962

Dat de Hobby Club gedachte van Leonard de Vries aan herziening toe was, is slechts wijsheid achteraf. De jeugdige leeftijd van de HC-leden stond geen kritische distantie toe tot wat werd gezien als het fundament van de vereniging. De ideologie van de club werd door de oudere generatie HC’ers doorgegeven aan de jongere generatie. Aan elke nieuwe lichting jongeren de taak daar op zinvolle wijze inhoud aan te geven. Maar er broeide aan het begin van de jaren zestig iets in de maatschappij, vooral onder de jeugd. Een rebellie tegen verouderde gezagsstructuren, een verlangen naar vrijheid van meningsuiting, van persoonlijke expressie, van de eigen seksualiteit werd langzamerhand manifest. Rock around the clock tonight....de politie sloeg de eerste rockers uit elkaar. In 1965 begon in Amsterdam de Provobeweging, die met haar anarchistische speelsheid de gezeten burgerij en het wettige gezag tartte, maar al veel eerder waren de tekenen te bespeuren van een cultuuromslag, ook in een provinciestad als Dordrecht. De grote toename van het aantal televisietoestellen onder de Nederlandse bevolking en de opkomst van meer mogelijkheden tot vermaak voor jongeren werkten die cultuuromslag mede in de hand.

Reeds in de tweede helft van de jaren vijftig merkten de ambtenaren van de Dordtse gemeentelijke dienst LOVBS (Lichamelijke Opvoeding en Vorming Binnen en buiten Schoolverband), dat het verenigingsleven aan populariteit begon in te boeten, vooral het strak georganiseerde sportleven en de padvinderij. Je zou zeggen dat het voor de Hobby Club anders moest liggen. Was de Hobby Club beweging niet juist voortgekomen uit een democratische aandrift, die gevoed werd door verzet tegen de vooroorlogse hokjesgeest en afkeer van die autoritaire, militaristische padvinderij? Het principe van het jongerenbestuur lijkt daarop te wijzen, maar deze in de jaren dertig en veertig geboren jongeren waren niettemin grootgebracht met een vorm van discipline die ze ook in hun eigen club toepasten. Die discipline werd niet door ouderen opgelegd, het was hun eigen discipline, vastgelegd in statuten en een huishoudelijk reglement, waar dikwijls krampachtig aan werd vastgehouden. Ondanks de democratische grondhouding van de Hobby Club was het onvermijdelijk dat binnen de vereniging sommige leden meer autoriteit verwierven dan anderen, en meestal was dat ook terecht. Maar het was niet iedereen gegeven om verstandig met die autoriteit om te gaan. Een paar jaar leeftijdsverschil was – binnen de voor de HC geldende leeftijdsgrenzen van 13 en 23 jaar – een formidabel gegeven en kon leiden tot een leeftijdskloof of zelfs een generatiekloof. Al werd het bestuur democratisch verkozen op de Algemene Ledenvergadering, er viel niet te ontkomen aan een zekere elitevorming.

In De Hobby Club breekt baan (1953) werd met het concept van de mysterieuze ‘Groep X’ de kiem gelegd voor een elitevorming binnen de vereniging. Op Hobby Club Dordrecht was er op 12 november 1955 een Groep X opgericht, waarin de toenmalige bestuurlijke elite plaatsnam. Weliswaar werd dit exclusieve clubje binnen de Hobby Club af en toe verjongd, maar het waren de zittende leden die het recht hadden nieuwe leden te benoemen. Van een democratisch proces waarin de hele club participeerde was geen sprake. Bovendien beschikten alleen de leden van Groep X over de code, die via de ieed toegang gaf tot de hooggelegen studio’s. Dit privilege had geen zeggingskracht voor sommige modale leden, zoals uit het vervolg van dit verhaal zal blijken.

1960: het is het jaar waarin veel wordt gepraat en geschreven. De logboeken staan vol met argumentaties pro en contra allerlei standpunten, vol zelfverdedigingen en verwijten. Niet meteen zo overvloedig en hevig, neen, eerst klonken er waarschuwingen tegen gebrek aan enthousiasme, plichtsbesef en verantwoordelijkheidsgevoel. Arend Kastelein: ‘Met mij veronderstelde Gijs dat er vandaag dan ook wel eens hard aangepakt moest worden. Ik zie het als een soort onheilsteken dat dit niet werd gedaan.’ Er werden voorbereidingen gepleegd voor een jubileumtentoonstelling, die van 25 tot 28 februari 1960 in het gebouw zou plaatsvinden ter viering van het tienjarig bestaan. Arend: ‘In deze rommelige, vuile en vooral dode omgeving moeten vanavond de persmensen ontvangen worden. Dit kan slechts leiden tot een teleurstellende, enthousiasme-dodende, en onjuiste indruk van de huidige Hobby Club. En dat met een speciale commissie. Het is om te huilen, en dat doe ik dan ook, wegens een opgelopen koude. Succes wensen is wel nodig, geloof ik.’ De pers werd toch ontvangen en kondigde zowaar met woorden van aanbeveling de tentoonstelling aan. Maar die werd ‘wegens een samenloop van ongunstige omstandigheden’ uitgesteld tot een nader te bepalen datum. Wel maakte de ‘radiotechnische dienst’ van de HCD een geluidsproductie over ‘Tien jaar Hobby Club Dordrecht’, waarin Hans Huisman en Gijs van Aardenne vertelden over het begin van de HCD, geluidsfragmenten uit de jaren vijftig waren opgenomen en Arend Kastelein de Hobby Club aanprees, omdat zij ‘niet alleen ontspanning biedt, maar ook van groot belang is voor de verdere ontwikkeling van de jeugd.’ Samenstelling en regie van deze productie waren in handen van Ans Stolk en Adri Verheul, de techniek werd verzorgd door Cor Hello en Wim de Leeuw van Weenen.

Gijs en Arend hielden in 1960 nog een waakzaam oog over de Hobby Club, maar eind augustus vertrok Arend voor een jaar naar de Verenigde Staten, terwijl Gijs zich meer ging concentreren op zijn studie aan de Technische Hogeschool Delft. Eerst hielpen ze het nieuwe bestuur op weg. Op 24 februari hield Gijs een onofficiële kascontrole: een kleine steekproef. Ook zwengelde Gijs de besluitvorming aan over de onvermijdelijke verhuizing die de HCD te wachten stond. De hele buurt rond de Hellingen stond op de nominatie om gesaneerd te worden en plaats te maken voor een Stadskantoor en andere kantoorgebouwen. Op 18 juni 1960 werd dan ook de eerste officiële ‘toekomstvergadering’ gehouden, die werd bijgewoond door Gijs van Aardenne, Ries Fok, Cor Hello, Henk Hilbink, Dirk-Jan Jongeneel, Frits Jongeneel, Arend Kastelein, Wim de Leeuw van Weenen, Roelf Schouten, Ans Stolk, Adri Verheul, Peter de Waard en Paul van de Weg. Ries Fok, een gedistingeerde en precieze jongen, die de club had aangevoerd op dezelfde correcte wijze als zijn voorganger Arend Kastelein, was in mei opgestapt als voorzitter ‘vanwege tijdgebrek in verband met een studie, opgezet op brede basis’, maar hij voelde zich nog bijzonder betrokken bij de ontwikkeling van de HCD. Voorafgaand aan de toekomstvergadering hadden Gijs en Arend een bespreking gehad met de heer C.J. Ruurs, inspecteur van de afdeling LOVBS, die hen had gewezen op de mogelijkheid te verhuizen naar een zeer ruime zolder boven een school op het Oranje Vrijstaatplein. De zolder had een oppervlak van 500 m2, maar er lag geen vloer. Gijs stelde de aanwezigen de vraag, ‘of we dit aandurfden. Bijna niemand zei wat, waarop Gijs voorstelde dat de vier ouderen, te weten Arend, Gijs, Adri en Peter zich voor een tijdje zouden verwijderen.’ Aldus gebeurde, en de tongen kwamen los: men was het unaniem erover eens, dat het geprobeerd moest worden. In juli 1960 werd nog gekeken naar de zolder boven een school aan het Kasperspad, twee keer het oppervlak van de Hellingen, maar op grond van zijn onpraktische vorm werd deze zolder ongeschikt bevonden.

In het officiële jaarverslag over 1960 wordt over Radio gezegd, dat ‘het een zeer onregelmatig werkende afdeling is (dat kan van alle afdelingen gezegd worden, maar van deze in het bijzonder).’ In een voorlopig verslag, verschenen in de enige Hobby Puk die in 1960 verscheen, in oktober, staat te lezen: ‘Afdeling Radio is sinds korte tijd weer flink op dreef. Er zijn enkele leden begonnen aan nieuwe meetinstrumenten t.w. een toongenerator die bijna klaar is, een “versterkervoltmeter” die eveneens bijna gereed is en de universele oscillograaf voor de Studio’s. [...] De grootste H.C.-versterker is thans definitief gereed gekomen en bij de test bleek zij ongeveer 60 Watt binnen de vervormingsgrenzen te kunnen leveren.’ Verder werden er geluidsinstallaties voor de gemeente Dordrecht geproduceerd. Ondanks deze activiteiten zat er toch iets scheef bij de afdeling Radio. De sociëteitsgedachte, waartegen op de Hobby Club altijd werd gewaarschuwd, won juist bij Radio veld. Er werd vaak meer gekletst dan aan de hobby gewerkt. Sommige leden, met name de bestuursleden, meenden dat het nietsdoen uit de hand liep. Zij ageerden daar heftig tegen, terwijl anderen, al dan niet bewust, het principe huldigden van ‘vrijheid, blijheid’. Dat de gezelligheid een grotere rol ging spelen op de Hobby Club, bleek uit de populariteit van de zomerkampen. Ongetwijfeld speelde ook de komst van meer meisjes op de HCD een rol in het toegeven aan de gezelligheidstendens en het laten vieren van de hobbydiscipline. Volgens de tegenstanders van de sociëteitsgedachte school daar een groot gevaar in voor het voortbestaan van de Hobby Club. De controverse werkte door in de sfeer op de vereniging, die langzamerhand verziekt raakte. Daar kwam bij, dat verschillende afdelingen en verschillende kringen, ook vóórdat de controverse manifest werd, langs elkaar heen leefden. Je ging om met bepaalde mensen, met andere niet. Van het zo geroemde Hobby Club principe van samenwerking was niet veel over.

1960 werd dus het jaar van de commissies en de vergaderingen: twaalf bestuursvergaderingen en maar liefst zes algemene ledenvergaderingen. Het is het jaar van besluiten en het teniet doen van die besluiten. Arend Kastelein heft telkens een waarschuwende vinger: er is te weinig samenwerking, enkelen gaan koppig op de solotoer. Vecht geen persoonlijke vetes uit in het logboek (‘De bedoeling is dat ons nageslacht een leidraad heeft aan dit boek om de geschiedenis van Hobby Club Dordrecht te verhalen.’ Boven ‘nageslacht’ heeft iemand ‘optimist’ geschreven...) De continuïteit van het Hobby Club-leven wordt bedreigd. Nieuwe leden zien het HC-ideaal niet meer zitten, zo ze al weten wat het inhoudt. Velen, ook oudere leden, zijn bereid water bij de wijn te doen en ten dele toe te geven aan heersende ‘gezelligheidstendenzen’. Het bestuur wenst alleen de onversneden wijn van het oude HC-ideaal. De meningen botsen. Paul van de Weg verdedigt fel de waarden waarvoor de HCD altijd pal heeft gestaan, en in die hoedanigheid ontpopt hij zich als een controversiële figuur. In het logboek geven verscheidene leden niet zelden lucht aan persoonlijke rancunes.

Augustus: Ries Fok constateert triest, dat enkele leden werden bespot en uitgelachen omdat zij aan het werk waren. Corry Timmermans, begin 1960 als nieuw lid aangebracht door Jetty Bar, schrijft op 24 september aan het bestuur dat zij haar lidmaatschap opzegt: ‘Oorzaak en reden hiervan is het feit, dat de sfeer en het werk op de Hobby Club ver te zoeken zijn. En wel zo ver, dat geen mens zich zou willen inspannen om op zoek daarnaar te gáán. Hulde aan degenen, die tegen alles in toch hebben geprobeerd de club weer tot bloei te brengen, al moest deze poging jammer-genoeg falen. Maar wat heb je eraan naar een Hobby Club te gaan waar toch niets aan hobbies gedaan wordt?’ Ook Ries Fok, die inzake de HC-gedachte tot de ‘fundamentalisten’ gerekend kan worden, schrijft kort daarop een brief aan het bestuur: ‘Op de Hobby Club wordt niet gewerkt zoals het op een Hobby Club betaamt. In plaats daarvan wordt er een deel (groot deel) van de [tijd] doorgebracht met praten.’ Zijn brief is mede ondertekend door negen andere leden: Ans Stolk, Willy Vlaskamp, Matty Vlaskamp, Corry Timmermans, Jetty Bar, Dirk-Jan Jongeneel, Frits Jongeneel, Paul van de Weg en Willem-Jan Wolffram. Zij laten weten hun lidmaatschap op te zeggen, maar op hun afschrijving terug te zullen komen als de situatie binnen een maand verandert.

Het effect van deze noodkreet was, dat enkele van de verontruste leden werden gepromoveerd tot bestuurslid. Wim de Leeuw van Weenen, die na het plotselinge aftreden van Ries Fok de voorzittershamer tijdelijk had overgenomen, zou deze op 24 november overdragen aan de fervente HC’er Paul van de Weg. In september had hij, Leids student in de chemie, al uitgestippeld wat volgens hem de oplossing was voor de HCD, en op bijna alle punten waren zijn ‘eisen’ ingewilligd. Maar tegenover een voorzitterschap stond hij wat ambivalent: in een brief aan Dirk-Jan Jongeneel noemt hij zichzelf ‘absoluut ongeschikt’ voor die functie. ‘Ten eerste wegens het feit dat ik op alle woensdagen afwezig ben, uitgezonderd in de vakanties. Maar speciaal omdat ik mijzelf ken en weet, dat ik geen water bij de wijn kan doen, hetgeen toch m.i. een eerste vereiste is voor een goede voorzitter.’ Maar in het vervolg van zijn brief komt juist naar voren, dat in de huidige situatie een zekere rücksichtslosheid voor een voorzitter belangrijker is dan diplomatiek optreden, en dat híj dus juist bij uitstek geschikt is om voorzitter te worden: ‘Wat de H.C. direkt nodig heeft is iemand die ze een grote bek geeft en ze er uit schopt.’

Op 12 november ontving Wim, die bijna vier jaar lang de HCD in allerlei bestuursfuncties had gediend, een zilveren H’tje, evenals Ries Fok. Een maand eerder was Corry Timmermans gelanceerd als de nieuwe secretaresse, nadat ze te kennen had gegeven dat ze toch erg ‘verknocht’ was aan de club. Dirk-Jan Jongeneel trad in november aan als de nieuwe penningmeester. Henk Hilbink en Rien Busink behielden de functies die ze sinds het begin van het jaar bekleedden. In oktober 1960 gonsde de HC alweer van de activiteit. Dirk-Jan Jongeneel, Paul van de Weg en Ries Fok zetten een Hobby Puk in elkaar, wat niet van een leien dakje ging, want de stencilmachine gedroeg zich als ‘een papierverslindende Moloch’, ofschoon zij volgens deskundigen niet kapot was. Op elke vier gestencilde bladen werd gemiddeld maar één bruikbaar vel geproduceerd. De Hobby Puk verscheen dan ook in een minimale oplage.

De afdeling Modelbouw/Houtbewerking ontwaakte uit een lange sluimer en produceerde prullenmanden, podia en modellen van vliegtuigen. Op Fotografie werden veel foto’s afgedrukt, vooral van het zomerkamp (23-30 juli in De Wildert). Bovendien werd de afdeling verrijkt met een nieuw vergrotingsapparaat voor kleinbeeld. Een opgerichte afdeling Toneel had niets meer van zich laten horen, maar de afdeling Artistieke Hobby’s, waar vooral meisjes lid van waren, wijdde zich aan het maken van tekeningen, gouaches, hout- en linoleumsneden. Ook was er sprake van een afdeling Astronomie, die echter niet werkelijk van de grond kwam, en van een afdeling Omroep. In oktober kwam de zolder op het Oranje Vrijstaatplein weer in zicht; Corry Timmermans schreef in de notulen van de verhuiscommissie: ‘De Heer Ruurs wil ons zeer gaarne geplaatst zien op de Oranje Vrijstaatzolder. Hiervoor gloeit hij. Het zou daarom wel erg sneu voor hem zijn indien de Hobby Club zijn gloeiing niet gebruikte en zo ook hem niet liet proberen een aardig sommetje van de Gemeente los te krijgen.’ De verhuizing: als een zwaard van Damocles hing zij boven het hoofd van het bestuur, dat al zijn handen vol had aan het in goede banen leiden van de club.

Van 27 t/m 31 december 1960 werd eindelijk de uitgestelde tentoonstelling ter gelegenheid van het tienjarig bestaan gerealiseerd. Wethouder P.J. van Meurs opende de tentoonstelling door een knop in te drukken, waardoor – aldus een van de dagbladen – ‘een geluidsinstallatie hoornsignalen produceerde’: we herkennen in de beschrijving de Posthoorngalop. Van Meurs gaf enkele voorbeelden van liederlijk gedrag van hedendaagse jeugd: ‘Zo heeft een aantal jongens enige tijd geleden een pony zodanig met stenen gegooid, dat het dier afgemaakt moest worden. Voorts wees de heer Van Meurs op de vernieling van plantsoenen, op de bevuiling en besmeuring van beeldhouwwerken en op het afbreken van leegstaande huizen. “Wanneer we dit zo lezen, krijgen we het gevoel, dat we alleen met losgeslagen jeugd te maken hebben. Gelukkig zijn er ook nog jongeren die veel goed werk verrichten.”’ De lezer ziet al waar het naartoe gaat: volgens Het Dordts Nieuwsblad van 28 december 1960, dat veel plaats inruimt voor de cultuurpessimistische overwegingen van de wethouder, acht de heer Van Meurs de leden van de Hobby Club niet in staat tot dergelijk vandalisme, want ‘de creatief werkende jeugd’ geeft zich over aan positieve werkzaamheden. De krant voert dan ook als kop: ‘Jarige Hobbyclub bewijst activiteit’. De jongens en meisjes brengen hun tijd door ‘met het nuttig beoefenen van hun speciale hobby. In deze tijd van straatslijperij is dit o.i. een verblijdend verschijnsel.’

Maar inmiddels deed het bestuur van de Hobby Club er alles aan om de orde te handhaven. De jongere leden waren soms wat baldadig. Zo had Roelf Schouten tijdens het zomerkamp een stinkbom gebroken bij het bed van Rob Apon, wat de nodige consternatie had veroorzaakt, en in december kregen twee leden een brief van Corry, die als volgt luidde:

Wat was dat voor een tam tam op de bar? IJselijk, niet om aan te horen. Weet je waarom? Omdat jij nu eenmaal geen inboorling bent en dus:
  1e je niet hun maatgevoel hebt èn hun maten kent van de muziek;
  2e je niet de instrumenten die daarvoor nodig zijn had;
  3e een gezicht hebt dat er helemaal niet bij past;
  4e je veel te europese kleren droeg;
  5e je niet in de juiste omgeving was (oerwoud, de maan, het donker, krijsende vogels)
Daarom raad ik je aan [..] vertrouw je inspiraties a.s. zaterdag weer toe aan de afdeling Radio, waarvoor je in staat geschreven en waar je beter tot je recht komt, want anders kan er heel gemakkelijk en vlug een schorsing komen.

Waar Corry haar taak consciëntieus opvatte, maar ook over een grote dosis ironie beschikte, was Paul voor 100% de man van de kadaverdiscipline. Door zijn driftige aard en solistische optreden raakte hij regelmatig in conflict met anderen. Hij kon het niet hebben dat leden zich niet zomaar lieten ‘sommeren’ door de voorzitter. Vaak kwam hij als een tornado binnen, wapperend met zijn handen, heftig zijn sigaret inhalerend. Hij was een bevlogen persoon met grote gaven, die als instructeur van de afdeling Scheikunde met veel verve cursus gaf. Maar ook leed hij aan sterk wisselende stemmingen en aan jeugdige zelfoverschatting. Het lijdt geen twijfel dat zijn onstuimige optreden als een splijtzwam heeft gewerkt. Ruim veertig jaar na dato meende Paul van de Weg dat het zwart-wit denken inherent was aan de leeftijd: je was eigenlijk nog niet eens adolescent, meer postpuber, toen je een taak kreeg opgelegd die te zwaar bleek. Dit was een ingebakken fout in de Hobby Club gedachte: de verantwoordelijkheid was eigenlijk te groot voor jongeren tussen de 13 en 23 jaar. Daar kwam anno 1960 bij: de verandering van de tijdgeest en de dreiging van de verhuizing. Paul zelf had van Arend Kastelein voor diens vertrek naar Amerika het verzoek gekregen om ‘toezicht’ te houden op de ontwikkeling van de club en hem daarover te rapporteren. Paul vatte zijn taak zeer serieus op: hij wilde voor een beperkte tijd ‘potentaat’ spelen, in een bewuste poging om ‘de stal uit te mesten’. Ries Fok speelde op de achtergrond een belangrijke rol als motor.

De bijl erin, maar zó had Arend het niet bedoeld. Op 17 november 1960 reageert hij op de plannen van de nieuwe voorzitter in spe: hij vindt het aan het werk zetten van de leden maar een duister punt: ‘Hoe krijg je het gedaan dat ze tegen hun zin iets maken en hoe zijn de resultaten dan? Ik geef toe dat “aan het werk zetten” een bekende uitdrukking is in de Hobby Club, maar dat heeft altijd betekend: aan werk geholpen. En waarom komen zulke leden nog terug een volgende keer?’ Arend voegt daaraan toe: ‘neem niet te veel risico met dat kruitvat. Pas op voor de lont.’ Van zijn Leidse studeeradres laat Paul aan Corry weten: ‘Zaterdag zal het vermoedelijk bevelen regenen op de hoofden van enige lieden, en donderen zijn.’

De katalysator van een scheuring binnen de HCD, die het jaar 1961 zou beheersen, is de schorsing, voor de duur van drie maanden, van Roelf Schouten, omdat hij tijdens de tentoonstelling in december in de studio’s bleef zitten en het bevel om naar de zaal te gaan had genegeerd. De HC-veteraan Adri Verheul reageert: hij geeft op 30 december het sein tot een staking en roept op tot een spoedvergadering. Op de jeugdige leden van de HCD heeft hij een onmiskenbare invloed. Het bestuur reageert een dag later met een schorsingsbesluit, op grond van het feit dat Adri bepaalde beloftes niet zou zijn nagekomen. Op 5 januari 1961 antwoordt Arend vanuit Amerika op een ‘noodkreet’ van het bestuur: Roelf Schouten is weliswaar koppig, maar ‘in de grond niet slecht’ en dreigen met een schorsing maakt het alleen maar erger. ‘Ik geloof dat jullie in ’t algemeen te officieel willen werken. Laat je eens wat meer leiden door je goede hart, en rede!, zonder natuurlijk slap te worden en jullie gezag te ondermijnen. Dat kan niet na de laatste Septemberdepressie die een gevolg van dit soort dingen was. Maar een schorsing van 3 maanden is irreëel.’ Verder adviseert hij Paul om Adri met wat meer achting te behandelen en hem zeker niet uit de vereniging te gooien. Het bestuur moet gewoon maar eens gezellig gaan praten met Roelf en Adri: ‘De Hobby Club kan dan nog net voor de afgrond haar wielen omgooien. Jullie kunnen weer slapen en mij schrijven dat alles o.k. is.’ Adri Verheul laat het bestuur per brief weten zichzelf allerminst te willen aandienen als leider van de ‘oppositie’. ‘Het zijn de huidige leden van de Hobby Club welke dienen te bepalen hoe het in de toekomst met de Hobby Club zal moeten gaan.’ Daarom kondigt hij aan, als bijna terugtredend lid, niet te zullen verschijnen op de Algemene Ledenvergadering van 14 januari.

Op 14 januari hebben Paul van de Weg en Dirk-Jan Jongeneel over de affaire Schouten een telefoongesprek van anderhalf uur met Gijs. Gijs waarschuwt dat een ‘prestigezaak’ ervan maken de sfeer op de Hobby Club zou kunnen vertroebelen. Paul neemt het besluit af te treden als voorzitter. Frits Jongeneel wordt voorzitter ad interim en zijn broer Dirk-Jan vice-voorzitter. Paul laat Arend weten, dat hij zich in verband met zijn gezondheid tijdelijk terugtrekt, maar zich niet zal onttrekken aan wat hij als zijn plicht voelt: ‘Indien er op de H.C. iets gebeurt dat mij noopt in te grijpen, daar de voorzitter a.i. en de vice-voorzitter het niet aankunnen, is voor een ogenblik dit alles niet geldig, en ben ik weer gewoon in functie. In dat geval echter zal ik onmiddellijk maatregelen nemen die niet mis te verstaan zijn.’ Hij blijft dus op de achtergrond als een soort van ‘sterke man’ zijn gebruikelijke rol uitoefenen. Tegen de adviezen van Gijs en Arend in, wordt er toch een prestigezaak gemaakt van de hele affaire. Adri Verheul, de bekwame geluidstechnicus die zich had opgeworpen als instructeur van een nieuwe afdeling Omroep en die brieven van de tentoonstellingscommissie had ondertekend met de titel ‘Chef van de afdeling Pers en Propaganda’, wordt mondeling berispt. Bovendien wordt hem opgedragen om ‘op de kortst mogelijke termijn Uw sleutels in te leveren bij het bestuur’, anders zou het slot aan het luik veranderd worden.

Het nieuwe bestuur besluit om de Hobby Club, bij gebrek aan toezicht, niet meer op de woensdagavond open te stellen. Maar tegelijk wordt er enigszins tegemoet gekomen aan de gezelligheidstendens. Er komen zogenaamde ‘contactavonden’. Op 30 januari schrijft Paul namens het bestuur, waarin hij op dat moment geen zitting meer heeft, een brief aan de leden waarin voor 11 februari een contactavond wordt aangekondigd. Opmerkelijk zijn de volgende zinnen: ‘Aan het eind ervan zal kunnen worden gedanst. Het introduceren van dames is toegestaan, doch wel moet dan op de 4e aan het bestuur worden medegedeeld wie men wenst mee te nemen.’ Adri Verheul doet toch nog mee, want voor 18 februari staat een vossenjacht door PAÆTMC op het programma. Op 25 februari wordt het 11-jarig bestaan gevierd met een quiz, en op 4 maart wordt met medewerking van Fokker een filmavond gehouden. Inmiddels is op 11 februari Matty Vlaskamp aangetreden als eerste vrouwelijke voorzitter van de HCD, maar Paul laat Corry weten geen vertrouwen te hebben in het nieuwe bestuur. Met Dirk-Jan heeft hij afgesproken, dat hij als het nodig is direct ingrijpt. Al heeft hij het voorzittersbaantje eraan gegeven, hij voelt nog steeds verantwoordelijk. Hij hoopt maar, dat Corry hem niet autocratisch vindt. Dit is anders wel de mening van Arend, die hem in een brief van 24 maart de mantel uitveegt: Pauls laatste brief, die hij nota bene door een keurig meisje had laten typen, staat ‘vol met lelijke woorden, slechte ideeën en grove beledigingen, bliksemende eigenwaan, scheldpartijen op naar wie zich voor hem met haar knieën in ’t stof der aarde waagt, verzonnen waandenkbeelden, foutieve informatie enz.’ Anderzijds schrijft Arend ook: ‘De Hobby Club krijgt te maken met zaken die haast slechts door volwassenen te beoordelen en te behartigen zijn. En dat baart mij zorgen. Het geeft te kennen dat er of iets fout is aan het H.C. idee of aan de verwezenlijking ervan in Dordrecht. Ik denk dat de fout in het laatste ligt en wel in het bijzonder in het feit dat er eigenlijk geen actieve of regelmatig komende leden boven zo’n 21-22 jaar zouden moeten zijn.’

De tragiek die uit deze gebeurtenissen spreekt, is wel de discrepantie tussen de goede bedoelingen van de meeste toonaangevende leden enerzijds en de uitwerking van hun vaak al te zeer door emoties ingegeven gedrag anderzijds. Het HCD-bestuur heeft bovendien met meer problemen te kampen: er zijn bijvoorbeeld leden zonder zendvergunning die zich van de HC-zender bedienen, wat bij de wet verboden is. De code van de ieed was gebroken, zodat onbevoegden zich meer dan eens toegang hadden weten te verschaffen tot de studio’s. De manier waarop de code was ontdekt, getuigt overigens wel weer van de technische inslag van de daders: zij hadden een ontvangertje aan staan als de code werd gedraaid en konden vervolgens op grond van het aantal tikken van de terugdraaiende kiesschijf precies nagaan welke cijfers waren gedraaid. Ondermijning van het gezag was, leek het, een favoriet spel geworden. Corry mag het goede humeur erin houden, Dirk-Jan, Frits, Ries en anderen mogen stug doorwerken, de talloze problemen vergen veel aandacht.

In maart organiseert de voorzitster een grote schoonmaak in het gebouw, waar ‘overal welig vuil tiert’. Tot vreugde van het bestuur besluit het jongere zusje van Peter de Waard, ‘Greetje’, zich weer in te schrijven als lid. In maart 1961 telt de HCD ongeveer 55 leden, waaronder tien meisjes: een vooruitgang op de 37 leden die zij in juli 1960 rijk was. Als in mei 1961 de oud-leden Cor Kleinendorst en Hans van der Schulp zich opnieuw voor het lidmaatschap opgeven, worden ze evenwel op een wachtlijst geplaatst. Er bestaat ‘misnoegen over de leden, vooral de oudere, die practisch of geheel niets uitvoeren’, dus het is zaak selectief te zijn. Op 26 april wordt de laatste hand gelegd aan de Hobby Puk die na máánden typen en stencilen eindelijk verschijnt. De stencilmachine werkt nog gebrekkiger dan voorheen, wat het afdraaien van de stencils tot een beproeving maakt. Sommige stencils raken halverwege de productie kapot en moeten opnieuw getikt worden. De best gelukte exemplaren worden gereserveerd voor de belangrijke mensen van de gemeente. In juni 1961 wordt er schuin aan de overkant een huis gesloopt, noteert Corry Timmermans in het logboek.

Het officiële HC-zomerkamp ging niet door, mogelijk uit vrees voor nieuwe verwikkelingen die de HC van zijn spoor zouden brengen. Achterop de kaarten van sommige leden stond vermeld: ‘lid contrabeweging’. Deze zogenaamde contrabeweging was op 1 april 1961 in het leven geroepen, uit protest tegen beslissingen die onrechtvaardig werden geacht. Ook de voorzitster was bij de oppositie betrokken. Een poging van de contrabeweging om haar gelederen te versterken met Cor Kleinendorst en Hans van der Schulp was echter mislukt, omdat een meerderheid van het officiële HC-bestuur had besloten deze verdienstelijke oud-leden op een wachtlijst te plaatsen. Dit bleek een cruciale beslissing, want een greep naar de macht op de Algemene Ledenvergadering van 27 mei mislukte maar net.

Matty Vlaskamp en Rien Busink trokken zich terug uit het bestuur, maar Matty had wel van tevoren bedacht om Geert Boonstra, een betrekkelijk nieuw en onbesproken lid, te vragen haar baantje over te nemen. Op een avond verraste zij hem met dit voorstel. Geert zat wat te doezelen tegenover de kachel, dromend van een hobbymeisje waarvan zijn hoofd vol was, maar was meteen klaarwakker. Hij ging akkoord met zijn kandidaatstelling en werd op 27 mei 1961 de nieuwe voorzitter. Op de trap naar de Bar en Artistieke Hobbies hield hij een toespraak, die één simpele boodschap bevatte: ‘Jongens, we gaan weer aan het werk!’ Geert was lid van Radio en Scheikunde, maar had een bijzondere voorliefde voor Artistieke Hobby’s, een afdeling die hij nieuw leven had ingeblazen. Vanaf het platte dak van het clubgebouw werden panorama’s van Dordrecht vastgelegd. Samen met enkele meisjes van de afdeling ging hij vaak naar het Tekengenootschap Pictura, dat toentertijd sterk georiënteerd was op beeldende kunst, maar waar ook dichter C. Buddingh’ een werkkamer huurde. Corry had goede contacten met tekenaar Otto Dicke en beeldhouwster Toos Neger, die er geen bezwaar tegen hadden als jeugdige pottenkijkers zich tijdens hun scheppende arbeid op hun atelier ophielden. Op de Hobby Club liet Geert zich soms inspireren tot plastieken van weerstanden, retorten en distilleerkolven.

Geert vond, dat de tegenstellingen moesten worden begraven, maar als voorzitter voelde hij zich toch al spoedig als een soort van ‘zetbaas’ van Paul van de Weg, die zich nog steeds met de gang van zaken bemoeide en hem bij tijd en wijle aanspoorde om weer een bestuursvergadering te beleggen. Als zoon van de naaste medewerker van de heer Ruurs, was Geert zich er overigens zeer van bewust wat er allemaal op het spel stond. Veel tijd om te mijmeren was er niet. Al vier dagen na zijn benoeming, moest hij een ‘spoedvergadering’ voorzitten die was bijeengeroepen wegens de kwestie van de clandestiene zendamateurs. Op de spoedvergadering merkte Geert op, dat de gemeentesubsidie gevaar liep als er illegale activiteiten op de Hobby Club plaatsvonden. Corry opperde de HCD een tijdlang te sluiten, opdat haar naam ten minste niet meer door het slijk zou worden gehaald. Diverse leden waren al teleurgesteld afgedropen of stonden op het punt op te zeggen. Naar aanleiding van een ledenvergadering van 3 juni, waarop het weer tot een confrontatie kwam met de ‘contrabeweging’, benadrukte Corry een dag later in een brief aan Geert, dat het bestuur niet moest ingaan op de botte eisen van de afdeling Radio. De machtsstrijd tekende zich op schrille wijze af: de dissidente leden wilden ‘een volledig radio georiënteerd bestuur’, wat erop wees, ‘DAT ZE GEEN ANDERE AFDELINGEN NOODZAKELIJK VINDEN OF ZELFS WILLEN. Snap je dat??? Zij gaan er dus vanuit: HOBBY CLUB IS RADIOCLUB. Maar: HOBBY Club móét zijn: hobby(s) club, accoord niet waar??’ Verder schetste zij een doemscenario, als het huidige bestuur zou aftreden: dan zou de heer Van Dijk de zolder intrekken, de heer Ruurs lampen en subsidie terugtrekken, Penn & Bauduin de inventaris terugtrekken, Fokker de toezegging van materialen intrekken, de Hobby Puk niet meer verschijnen, de adverteerders niet meer adverteren, de donateurs opzeggen, terwijl de giften voor de rechtspersoonlijkheid van de club zouden moeten worden geretourneerd. Zij spoorde Geert aan het een en ander aan de heer Ruurs voor te leggen en samen te zoeken naar een oplossing.

Maar ook de contrabeweging was bij de heer Ruurs langs geweest. Corry dringt bij Geert aan op een resolute houding, na de ‘ontboezemingen’ van hun tegenstanders. Er moet op de Hobby Club op zijn minst van half acht tot half tien worden gewerkt, pas daarna kan er gekletst worden. Zij waarschuwt tegen een coulante houding jegens de contrabeweging, die zich kennelijk weer bij de club wilde aansluiten: ‘Als wij erin toestemmen dat alle leden terug komen, dan volgt daaruit ONHERROEPELIJK dat wij op een a.l.v. worden WEGGESTEMD.’

Op 14 juni 1961 werd een bestuursvergadering gehouden. Op een lijstje werden de bokken van de schapen gescheiden. Er is een kern van ‘goede H.C. leden’, bestaande uit vijftien leden, er zijn acht leden die worden gezien als ‘het bederf’, er zijn zes leden met wie gepraat moet worden en ‘verdere leden kunnen pas beoordeeld worden als het bederf is verwijderd.’

Maar dit zogenaamde ‘bederf’, dat de HCD op een nieuwe en minder starre basis wilde schoeien, had onder aanvoering van Adri Verheul een eigen ‘interim-H.C.’ opgericht. Ik citeer Aad Verheul, die de contrabeweging een ‘tijdelijke stroming’ noemt en haar (in een brief van 8 mei 2001) als volgt resumeert:

Omdat voor een (relatief groot) aantal HC-ers de toegang tot het clublokaal was ontzegd ten gevolge van schorsing e.d., werd door de uitgestotenen, na overleg met achtergrond-adviseur Joop de Graaff (PAÆPWX), besloten deze groep HC-ers hoe dan ook toch bij elkaar te houden. In eerste instantie werd de telegrafiecursus voor de aspirant zendamateurs bij de verzetsleider thuis verzorgd. Korte tijd later kreeg de contrabeweging de beschikking over een eigen clubgebouw aan het Weeshuisplein. Nou ja, ‘gebouw’ is niet helemaal het juiste woord. ‘Bouwval’ is waarschijnlijk beter op zijn plaats, [...] maar in ieder geval hadden we een eigen home, en kregen we zelfs binnen korte tijd de beschikking over gereedschap en apparatuur. [...] Hoewel het accent van het Interim-HC-gebeuren sterk op radio en elektronica lag, kwamen ook de andere elementen aan hun trekken. Zelfs de traditionele kampweek op ‘De Wildert’ in Hoeven kon ook nu nog worden gerealiseerd.

Corry Timmermans plaatste de opmerking, dat het schisma ten minste wél had opgeleverd, dat de afdeling Radio weer aan het werk was gegaan. Aad Verheul concludeert achteraf, ‘dat ook deze gebeurtenissen een onderdeel waren van een leerproces voor iedereen: leren te communiceren, te respecteren, te relativeren, te accepteren. En eigenlijk past dat heel goed binnen het HC-werk, want is niet het hele HC-gebeuren een groot leerproces?’ Toch duurde het schisma zo lang, dat allerlei leden niet meer zouden terugkeren naar het clubgebouw aan de Hellingen toen de sfeer daar in de loop van 1962 opklaarde. Typerend voor een jongerenvereniging als de Hobby Club is ook het grote verloop in leden en bestuursleden. Je bent voor je het weet 23 en ‘te oud’ voor de club. Studie of militaire dienst eisen je op als je 18 wordt, of anders zijn het wel je beroep of een jong gesloten huwelijk die verdere toewijding aan de Hobby Club in de weg staan.

Waarschijnlijk is het gebouw aan de Hellingen in de zomer van 1961 gesloten geweest, mogelijk op last van de politie die wilde uitzoeken hoe het zat met de HC-zender. De verantwoordelijkheid voor het bezit en het gebruik ervan was volgens de wet voorbehouden aan zendamateurs met een vergunning, maar die maakten allemaal deel uit van de contrabeweging. Na verloop van tijd werd het gebouw aan de Hellingen weer vrijgegeven voor HC-activiteiten. In oktober 1961 verzorgt de HCD weer het geluid op de muziekcursusavonden van Ru Sevenhuijsen, maar op de club zelf is het toch beduidend stiller geworden. Op 25 november neemt Paul van de Weg de fakkel weer over van Geert Boonstra, die in het bestuur blijft als algemeen adjunct. Geert constateert met spijt dat Artistieke Hobby’s nog maar twee leden over heeft. De verhuizing werpt haar schaduwen vooruit. Er vinden diverse keren inbraken plaats; eenmaal worden spullen van Penn & Bauduin gestolen. De bestuursleden manen elkaar het licht uit te doen als ze een bepaalde ruimte verlaten, want door de terugloop van het aantal leden staat de HC-kas er allerminst florissant bij.

Op 10 februari 1962 wordt een Algemene Ledenvergadering gehouden. In het bestuur is dan al gestemd over het plan om de Hobby Club op te heffen, maar vooraf was gestipuleerd dat men toch zou doorgaan als ook maar één lid van het bestuur tegen stemde. Dat was inderdaad het geval. De ledenvergadering wordt ook bijgewoond door Gijs en de uit Amerika teruggekeerde Arend. Arend stelt, dat er een andere voorzitter moet komen. Paul was reeds van plan af te treden, want zijns inziens biedt de Hobby Club geen perspectief meer. Dirk-Jan Jongeneel brengt met enige trots in het midden dat Modelbouw thans de grootste en actiefste afdeling is van de HCD. De notulen vermelden: ‘Arend pleitte er voor om met de huidige leden, die er tijd en belangstelling voor over hebben, de Hobby Club weer met idealisme op te bouwen. Hij wees er op dat er wel meer in het verleden, nadat de Hobby Club op het punt van opheffing had gestaan, door een aantal leden een grote opbloei van de Hobby Club was bewerkstelligd. Arend zag hier misschien zelfs een natuurwet van het Hobby Club leven in: een soort zaagtand.’ Geert wordt opnieuw voorzitter, de overige bestuursleden blijven voorlopig nog aan. Februari 1962. De verhalen verdwijnen uit het logboek. Daar staan nu elke avond maar een paar handtekeningen in.

De storm is voorbij. Een kleine groep van bestuursleden en oudgedienden werkt in stilte verder. Corry Timmermans zorgt er in mei voor, dat er een stukje over de HCD verschijnt in De Dordtenaar: ‘Levensteken Hobby Club’. Er melden zich twee nieuwe leden aan: Geerts broer Richard, die actief is bij Fotografie, en Corry’s broer Jaap, die zich vol toewijding inzet om de Hobby Club uit het slop te halen. In augustus 1962 wordt er een bestuur van drie man gevormd: Geert Boonstra – voorzitter; Richard Boonstra – secretaris; Jaap Timmermans – penningmeester. Het 12½-jarig bestaan wordt gevierd met een groepje van veertien mensen, onder wie Gijs en Arend. Gijs schrijft op 25 augustus in het logboek:

[...] Een aantal oud-leden zegde toe eraan mee te willen werken om de Hobby Club weer tot groter bloei te brengen door enige tijd hun medewerking te verlenen als instructeur, resp. instructrice. Joke van de Brink heeft tenslotte, nadat ze voor iedereen heerlijke koffie had klaargemaakt, een artikel van Leonard de Vries uit het eerste nummer van ‘Hobby Club’ voorgelezen met de titel: Zo is de Hobby Club. Met de beste wensen voor de komende 12½ jaar van de Hobby Club en daarna, besluit ik dit korte verslag.

Inloggen

X