Wat leuk toch om zo weer heel oude herinneringen op te halen na het bezoek aan deze website.

Mijn broer Koos en ik waren – heel opportunistisch – lid geworden, omdat we in de Hollanderstraat woonden en daar geen ruimte hadden om een kano te bouwen. Op de zolder van de Hobby Club aan de Hellingen hebben we een complete kano gebouwd. Dat was in de winter, ongeveer in 1960 op de toen door veel roeststof smerige zolder van de daar onder liggende werkplaats. We hebben die kano  via de trap van het clubhuis naar beneden gebracht en helemaal naar de balkenhaven bij melkfabriek Sterovita aan de Weeskinderendijk gelopen om aldaar te water te laten. Mijn vader was er ook bij.

Ik had het idee dat Gijs van Aardenne degene was die later politicus werd. Ik werd erop gewezen dat dit niet het geval was. In mijn herinnering leken ze zelfs op elkaar, alsmede hun spraak. Maar dat idee kan ook later door mij ten onrechte ingekleurd zijn.

Verder herken ik de naam van ene Ries en Ger Boonstra, later poppenspeler.

De trap met het luik herinner ik me. We moesten altijd wachten op iemand van het bestuur. Meestal was dat die Ries. Er zat dacht ik ook een jonge vrouw in het bestuur.

Boven was een kantoortje, waarvan de deur alleen openging door een geheim nummer op de  draaischijf van een telefoon te draaien.

Wel keken we met zeer veel respect op tegen de in onze ogen hobby-elektronica-techneuten die met allerlei geheimzinnige radio's in de weer waren.

Ger Boonstra ontmoette ik voor het eerst op Mulo Krispijn, 3e klas. Hij kwam van het gymnasium, zei hij. Ger had ook nog een iets jongere broer.

De 2 - 3 jaar oudere Boonstra, ik was toen ca. 14 jaar, maakte diepe indruk op mij. Hij was wat zonderling voor die leeftijd en liep in z'n eentje, op bijna autistische wijze, rondjes op het schoolplein tijdens de pauze. Handen op de rug. Dat deden we na enige tijd samen.

Filosofische beschouwingen schudde Ger zo uit zijn mouw en ik, van eenvoudig-burgerlijke afkomst met relatief weinig geestelijke bagage, vond dat een openbaring.

Op een dag vroeg Ger of ik iets voor hem wilde doen. Hij had een brief welke ik op zijn aanwijzing aan een in de 4e klas zittende deerne moest geven.

Hij was verliefd, lichtte hij toe en vroeg wat ik van de inhoud vond. Tja… wat kon ik daarop zeggen?

Een emotie die ik zelf op die leeftijd nog niet kende, maar het was weer iets waarmee hij opviel.

Het meisje, duidelijk geschokt, ontweek ons de volgende dagen en ik diende op Gers teken te gaan vragen of zij hem ook wilde antwoorden.

Welnu, enig antwoord bleef uit.

Op de Hobby Club kwam Ger regelmatig, hoewel ik als kanobouwer geen idee had wat hij daar moest.

Soms klom hij op tafel en begon onverwacht een eigen gedicht voor te lezen.

Ook nam hij een keer ergens een meterslang stuk koperdraad vandaan, frommelde dat in de bek van de grote bankschroef die er was, rende door de ruimte, stapte weer op tafel en riep: "Kijkt – ja, "kijkt" met een t – de ondergang van de wereld zit hier in."

Vervolgens flikkerde hij de verwrongen massa in een hoek en voegde eraan toe: "Niet de moeite waard. Na het einde is er niets meer."

Ik had geen idee waar hij het over had en vervolgde mijn timmermanswerk.

Ger heb ik nog een keer bezocht in Schoonhoven, toen ik hem miste op de voor mij eerste reünie van Mulo Krispijn. (Ergens in 2002 of zo.) Hij vond dat hij er te weinig goede herinneringen aan had. Dat kan natuurlijk.

Peter de Visser, 2022

Inloggen

X