Via Wim Wiessner (die ik leerde kennen als vriend van Gert en Rein) maakte ik kennis met de Hobbyclub Dordrecht. Wim nodigde mij uit op een open avond in 1967, waarbij belangstellenden met de Hobbyclub konden kennismaken. Vanaf dat moment was ik verkocht.

De HCD of HC was een club voor jongeren tussen 13 en 23 jaar. Ook het bestuur bestond uit jeugdige leden en normaal gesproken kwam je er dus nooit een volwassene tegen. Er was een stichting die uit volwassenen bestond om de club te vertegenwoordigen in bijvoorbeeld gerechtelijke procedures. In de stichting zaten mensen uit het Dordtse bedrijfsleven, die voor subsidies of materialen zorgen.

Het Hobbyclub-ideaal, de grondgedachte, waaruit een dergelijke vereniging kon worden opgericht en voortbestaan, is als fantasie geboren in de boeken van Leonard de Vries. De Vries schreef die boeken, toen hij in de oorlogsjaren zat ondergedoken. Dat bijna devote gevoel voor de 'hobbyclubgedachte' heb ik nooit zo ervaren. Ik was er meer om bezig te zijn, ook bestuurlijk. Het ideaalbeeld en de geschiedenis zijn prachtig weergegeven in de bundel van Kees Snoek: 'Hobbyclub Dordrecht 25 febr. 1950 - 20 jan. 1974. Een kaleidoscopisch overzicht van haar geschiedenis en ideële ontwikkeling'.

De HC die ik meemaakte, was gevestigd op de 700 m2 grote U-vormige zolder van de Prinses Ireneschool aan het Oranjevrijstaatplein. De leden hadden van een kale zolder een goed gebouwd clubhuis gemaakt, door er muren te metselen, het nodige timmerwerk te doen en elektrische voorzieningen aan te leggen. Gas- en wateraansluitingen waren door erkende installateurs uitgevoerd. Er was voor elke hobby een speciaal ingerichte ruimte. Je trof er de volgende afdelingen aan: modelbouw, artistieke hobby's, chemie, fotografie, radio, astronomie, biologie en toneel. Voor de ene activiteit bestond meer belangstelling dan voor de andere en ook de verhouding van het aantal jongens en meisjes verschilde per hobby. Voor elke hobby was er een instructeur, die voldoende kennis had van het betreffende onderwerp en die verantwoordelijk was voor de begeleiding van de leden, de voorraden op peil hield, activiteiten bedacht en de spreekbuis was naar het bestuur.

Ik werd lid van de afdelingen scheikunde en toneel; de later opgerichte afdeling biologie trok te weinig leden om echt iets te worden. Voor scheikunde was een labje aanwezig, dat best indruk op mij maakte. De ruimte had werktafels, voorraadkasten met chemicaliën, glaswerk en apparatuur en er was een zuurkast. Ik was net met de analistenopleiding begonnen, maar had toch een voorsprong op de meeste anderen. Alleen Dick van der Knaap (afgestudeerd chemisch analist) en Wim Wiessner (HTS, chemische techniek) wisten meer dan ik. Op de afdeling chemie stonden zeer veel chemicaliën die ik niet kende. Het waren krijgertjes van Chemproha, een chemicaliënoverslagbedrijf in Zwijndrecht. Misschien ook wel van het bedrijf waar Dick van der Knaap werkte, of van leden die thuis hun labje opruimden. Iedereen probeerde met indrukwekkende opstellingen aan plons-en-knal-chemie te doen. Kleurtjes en bruisen deden het goed. Er werd zuiver kalium en natrium bewaard. Dat spul reageert heftig met water. Ik heb klontjes meegenomen en ze in een papiertje verpakt in de sloot gegooid: vuurwerk vanuit het water. Wij genoten, de eenden schrokken zich rot. Bij URL waren licht beschadigde materialen en artikelen die na gebruik werden weggegooid. Die haalde ik dan uit de prullenbak en bracht ze naar de Hobbyclub. Buisjes, pipetten, kolfjes enzovoort vonden een tweede leven op de HC. Het schommelbalansje was de trots van de afdeling. De ergernis was de zuurkast. Die lekte regenwater naar binnen en voerde niet alle stank af naar buiten.

Aanvankelijk besteedde ik alleen tijd aan de hobby's waarvoor ik me bij het lidmaatschap had ingeschreven. Scheikunde was te verklaren, omdat ik met de opleiding bezig was. Toneel echter moet bijna tegen mijn natuur in geweest zijn, omdat ik toen totaal niet spontaan in het voetlicht wilde staan, bij welke gelegenheid dan ook. Waarschijnlijk werd ik gedreven door het enthousiasme van de anderen. Zij hadden ook nooit toneel gespeeld, maar in de beslotenheid van de club durfden we het met bekenden onder elkaar aan. We hadden er geen idee van, dat meneer Van Munster (de enige volwassen instructeur van een afdeling) zulke serieuze plannen had. (Zie hoofdstuk Toneel).

Naast het uitoefenen van je hobby's waren er twee andere belangrijke facetten op de HC, die je ergens anders niet zomaar tegenkwam: 1e meedoen in een bestuur of fungeren als instructeur, en, 2e ontmoetingsplaats voor leeftijdsgenoten. Het echte bijzondere was, dat er nooit volwassenen aanwezig waren of controleerden. En toch liep het goed, dankzij het verantwoordelijkheidsgevoel van het jeugdige bestuur, dat in staat was de tieners uit de jaren '60 in toom te houden.

Al gauw werd ik gevraagd in het bestuur te komen. Mijn functie was materiaalcommissaris, hetgeen inhield, dat je verantwoordelijk was voor de aankopen van alle afdelingen. Je moest er ook op toezien dat die door de leden van die afdelingen goed werden verzorgd en opgeborgen. Als bestuurslid had ik een sleutel en in mijn vrije tijd ging ik vaak naar de HC om op te ruimen en om reparaties uit te voeren. Ik was er ook als er goederen werden afgeleverd of om de brandweer te woord te staan voor een controle. Meneer Wermer - de vader van Gert - heb ik er een keer rondgeleid, omdat hij wel eens wilde zien in welke omgeving zijn zoon zo vaak vertoefde. Ik denk, dat Wermer Gert niet hoefde verbieden er voortaan naar toe te gaan. Voor zover de leden niet zelf hun materiaal kochten, deed ik inkopen. In de winkels probeerde ik altijd korting te krijgen, of ik moest naar winkels of bedrijven waarmee al afspraken over korting voor de Hobbyclub waren gemaakt. Ongeveer ieder jaar was er een open avond voor ouders van leden en voor donateurs. Dan moest de hele hobbyzolder er netjes uitzien. De hobby's werden op zo'n avond volgens model uitgevoerd. Iedereen moest helpen, maar als iets niet op tijd in orde dreigde te zijn, ging ik buiten de club-uren mijn gang. Ter nagedachtenis van een overleden lid, die ik nooit gekend heb (Jaap Dortwegt), werd een versterker aangeboden: de JADO. De luidsprekerkasten heb ik gebouwd van vrij dik spaanplaat. De gezaagde stukken plaat en de benodigde latten heb ik in twee keer op de fiets van de winkel in de Vriesestraat naar de Hobbyclub gebracht. De complete set had een geweldige geluidskwaliteit. Slechts één keer is de JADO gebruikt op een feestavond en verder nog gedurende enkele zondagbijeenkomsten, waar een aantal leden zich met elkaar vermaakte met muziek zonder aan hun hobby te werken. Toen werd de JADO gestolen. Alleen de boxen bleven achter. Fijn, dat die nogal groot en zwaar waren omdat ze van dat dikke spaanplaat waren gemaakt.

Sommige werkzaamheden waren zo omvangrijk dat zij teveel zouden storen op momenten dat de HC voor leden geopend was (woensdag- en zaterdagavond en zaterdagmiddag). Daarom werden werknachten georganiseerd, waaraan zowel jongens als meisjes deelnamen. Die begonnen na de normale zaterdagavondactiviteiten en gingen door tot de vroege zondagmorgen. We haalden om middernacht patat, soms met een pilsje erbij. Een enkeling had z'n slaapzak meegenomen, maar meestal werd die niet gebruikt.

Met m'n draagbare bandrecordertje heb ik tijdens zo'n werknacht interviews afgenomen voor het clubblad de 'Hobby Puk'.

1. Interview met Kees Ruurs:
Ik: "Vind je het een geslaagde werknacht?"
Kees: "Nou! Zeer geslaagd."
Ik: "En de opkomst?"
Kees: "Nou, dat valt nogal mee. Dat valt nogal mee."
Ik: "Valt het mee of tegen?"
Kees: "Ja, tegen eigenlijk. In totaal zijn we met een man of vijf, zes bezig."
Ik: "Wat heb jij gedaan?"
Kees: "Nou, we zijn begonnen om hier een klein muurtje af te metselen. Daarna hebben we koffie gedronken. Of nee.... soep was het. En toen zijn we begonnen met de kleedkamer. Trap gemaakt. En nou zijn we bezig om een tafel te maken."

2. Interview met Rein Kaptein:
Ik: "Wat heb jij gedaan, jongen?"
Rein: "Nou, ik heb m'n eigen de pleuris gewerkt. Aan dit muurtje hier. En ik heb een deur opgezocht. En ik heb iets te eten en te drinken wezen halen. En ik heb een deur op de kop getikt. En voor de rest heb ik zo'n beetje gekeken en advies gegeven hier en daar." (trotse glimlach)
Ik: "Niet vermoeid?"
Rein: "Ja, bijzonder vermoeid, ja!"
Ik: "Ach ja, op jouw leeftijd."

Er werd best hard gewerkt met metselen, timmeren schilderen of andere klussen. Het enige waar we rekening mee moesten houden waren de buren. Het is een paar keer voorgekomen dat die klaagden, zodat politie poolshoogte kwam nemen. We hielden ons aan de afspraak het zachtjes aan te doen. Buren werden altijd uitgenodigd op open avonden of bij toneelvoorstellingen, zodat zij konden waarnemen waar die eventuele overlast goed voor was. Vooral aan het toneel en de kleedkamers heb ik samen men Wim en Lies Wiessner heel wat verspijkerd. Rein Kaptein was ook welwillend en handig op dat gebied, evenals een aantal anderen.

Traditiegetrouw kwam een aantal leden op 1 januari naar het clubgebouw. Kees Snoek laste altijd een plechtig moment in, door de boeken van het oude jaar in het archief te brengen en de lege ordners voor het nieuwe jaar eruit te halen. Behalve de regelmatige bestuurs- en ledenvergaderingen waren er af en toe feestavonden, brandoefeningen, excursies, puzzelritten en op gezette tijden kampen.

Bestuursvergaderingen kwamen frequent voor: minstens eens per maand, soms wel één of meer keer per week. Ze werden doorgaans op de HC gehouden, waar zelfs een bestuurskamer was. Vele uren zijn besteed aan het huishoudelijk reglement. We konden verschrikkelijk bomen of bepaalde regels er wel of niet in moesten en hoe zij moesten worden geformuleerd. Er waren elementen die met de dagelijkse gang van zaken te maken hadden, maar ook bespraken wij uitzonderlijke gebeurtenissen zoals de voorbereidingen voor een kamp of een feestavond en de (wan)daden van individuele leden. Het bestuur was niet altijd eensgezind. Verschillende meningen en vriendjespolitiek leidden tot lange discussies, op ruzie af, maar toch altijd tot een oplossing. Ook in de wandelgangen of buiten de Hobbyclub konden gesprekken de activiteiten of personen beïnvloeden. Kees Snoek wilde naar aanleiding van wat ik hem vertelde over de nogal ruige afloop van een carnavalsavond, aan alle leden een brief sturen, om hen te wijzen op hun 'slechte gedrag'. 

Feestavonden werden een paar keer per jaar gehouden in de zaal waar ook de toneelvoorstellingen werden gegeven en waar zich de limonade- en snoepbar bevond. Veel leden zouden vaak zo'n feestavond gewild hebben, maar het was een activiteit die niet in de geest van de Hobbyclub paste. De aandacht van de jeugd rondom 1970 was echter aan het veranderen en concentreerde zich niet uitsluitend op het saamhorig werken aan je hobby. Dansen - los van elkaar - op harde muziek was in. Het liefst moest de zaal versierd zijn, met sfeerverlichting, visnetten en donkere hoekjes waar je kon zitten. Een dansavond moest ook een aantal rustige nummers bevatten, omdat je daarop met je partner kon slijpen: dicht tegen elkaar ritmisch schuifelen. Het sluitstuk op een HC-avond was het langdurende nummer 'Nights in white satin' van de Moody Blues. Behalve dansen werden er soms andere activiteiten ingelast. Verkleed als hippies ging ik met Betty Pannekoek naar het carnavalsfeest. Een moeilijkheid was om aan nozem-kleding te komen. Ik heb dit soort kleren geleend van Hans Heurter. Pas op de HC hebben we ons opgetuigd, zodat we niet verkleed over straat hoefden, want carnaval was boven de rivieren rond 1970 niet ingeburgerd.

Samen met andere leden maakte ik cabaretachtige voorstellingen. Ik schreef een openingswoord voor Gert Wermer, maar van zijn uitvoering kwam weinig terecht. Ik schreef en deed mee in sketches en een spreekkoor, speelde voor discjockey, tuigde de zaal op en af, kortom, ik hield me bezig met allerlei hand- en spandiensten, die je van een gewoon lid niet kon verwachten. Voor dit soort extra werkzaamheden waren trouwens steeds dezelfde mensen actief. Zij zaten in het bestuur, waren instructeur of voerden graag opruimings- of verbouwingswerkzaamheden uit. Juist de mensen die het druk hadden - niet alleen met de HC, maar ook met hun studie of in andere verenigingen - stonden vooraan als er iets bijzonders gedaan moest worden en je kon op ze rekenen. De meeste leden kwamen alleen om hun hobby uit te oefenen en bleven bijvoorbeeld al weg van een toneelrepetitie "als de kat van de buren moest jongen", zoals Van Munster zei. Voor mij betekende een niet-alledaags onderwerp een uitdaging om alleen of met anderen te laten zien, dat je iets wist of kon. Het resultaat moest meestal aan anderen ter beschikking worden gesteld, zodat je naar gedegenheid en kwaliteit moest streven. Zo'n instelling heb ik van nature. Ik vind het ook niet erg of zonde van de tijd om iets (wat ik leuk vind) voor anderen te doen. Het moet dan wel nuttig gebruikt worden of men moet er plezier aan beleven, want aan een doodgeboren kindje heb je ook niks.

Door leden van de afdeling radio was een geluidsinstallatie gebouwd, met twee enorme speakerkasten. Die installatie werd wel verhuurd voor bijvoorbeeld sportevenementen. De Hobbyclub trad ook weleens naar buiten door mee te doen aan de culturele manifestatie 'Express-o-spul' of aan een expositie van verenigingen in de voormalige jeugdherberg 'De Ducdalf'. Voor die gelegenheden werden allerlei spullen van de hobbyzolder naar andere locaties getransporteerd. Behalve het transport, was het op- en afgaan van de stalen buitentrap altijd een zware onderneming.

Paniek! Op een zondagmorgen werd ik benaderd door andere leden, die waren gewaarschuwd door buurtbewoners van de Hobbyclub. De buren hoorden water stromen in de school. Toen het ploegje leden op de HC aankwam, bleek de spoelbak in de doka over te lopen. De kraan was bij het sluiten van het gebouw niet dichtgedraaid. Er lagen nog foto's te spoelen en die waren op de afvoer gekomen. Het water kwam op de houten vloer van de hobbyzolder en had daarna vrij spel om uit te vloeien en verder naar beneden te lekken. Het zachtboard plafond van het eronder gelegen klaslokaal was een geweldige spons, maar die raakte verzadigd. In die klas regende het: op de vloer stond een laagje water, kasten met boeken en schriften waren ook aan de binnenkant nat en de inktpotjes in de tafeltjes stroomden over. Dweilen, dweilen, dweilen. We zijn uren bezig geweest. De verzekering dekte de schade.

Met pasen, pinksteren, in de zomer- en in de herfstvakantie gingen we op tentenkamp. Omdat zeer weinig leden de beschikking hadden over een auto, werd de tocht naar het kamp meestal met de fiets gemaakt. De grote stukken bagage werden wel met een auto vervoerd. Vanwege de afstand vertoefden we meestal in een bosrijke omgeving in Noord-Brabant: Rucphen, Udenhout, Oirschot, Someren en Chaam. Toen we elkaar met dennenappels bekogelden, speelde ik 'een getroffen soldaat' en liet mij ter aarde storten. Daarbij had ik de boom die achter me stond niet in de gaten. M'n hoofd kwam daar met een flinke klap tegen. Op dat moment had ik nergens last van, maar wel later op de dag. Ik voelde me moe en suf. Toch ging ik mee met een avondwandeling. Ik schijn op die tocht wartaal te hebben geuit, bijvoorbeeld dat ik zeker wist hulpgeroep te horen uit een boerderij waar we langsliepen.

Eén keer zouden we bij een boer staan. Tevoren waren enkele leden poolshoogte gaan nemen. De boer had toegezegd, dat hij het gras zou maaien op het weiland waar wij mochten neerstrijken. Toen de kampeerders arriveerden bleek het gras inderdaad kort: de boer had er de laatste weken koeien op laten grazen. Het terrein lag daardoor bezaaid met vlaaien. We vonden echter nog genoeg plaats met een schone ondergrond en als we tijdens het eten in een kring zaten lagen er een paar plaggen in het midden. Jan Kop gooide er zijn vork in; die bleef niet rechtop staan, maar spetterde natte kluitjes in het rond.

Tijdens de kampen werden de taken inkopen doen, eten klaarmaken en afwassen verdeeld. Er waren ook leden die als leider optraden en leden die de activiteiten begeleidden. Een speurtocht of een dropping, een kampvuur en sportwedstrijdjes stonden op het programma. Natuurlijk was de verdeling van de mensen in de tenten een hot item. In grote tenten of in amper-tweepersoons tenten sliepen stelletjes, vrienden, vriendinnen en gelegenheidsstelletjes bij elkaar. Je zocht het maar uit. Die indeling hoefde ook niet altijd gedurende het hele kamp hetzelfde te blijven.

Geen wonder, dat er op de Hobbyclub verscheidene huwelijken zijn ontstaan. Die staan opgesomd in de bundel van Kees Snoek. Sommige waren motjes; dat staat niet in Kees' bundel.

Ik heb heel veel bijzondere dingen meegemaakt op de Hobbyclub. Dat ervaarde ik althans zo, als ik dat vergeleek met leeftijdsgenoten die niet lid waren en afgaande op de reacties van mensen als ik mijn verhalen deed. Die grote vrijheid, onderling samenzijn met jonge mensen, jongens en meisjes en toch in het gareel van de jaren '60 en '70, waren de hoofdelementen van het buitengewone cachet van de Hobby Club. Hulde aan Leonard de Vries, de meiden, de jongens (waaronder engerds en klieren, eigenwijzen en dommen, mooie en slimme, meutjes en poten, Van Munster, vrienden, vriendinnen: helden).

Het ging bergafwaarts met de Hobbyclub. De gedachten van de jeugd in de jaren '70 richtten zich op andere terreinen. Rondhangen in het clubgebouw, naar muziek luisteren en vrijen maakten plaats voor de standaard hobby's. Eerst was het idee een gedeelte van de ruime zolder af te sluiten om meer overzicht te houden op het alsmaar geringer wordend aantal leden. Toen er ook drugs gebruikt werden en criminele jongeren op de HC-zolder gestolen spullen opborgen, was het uit met de HC. Die sloot in 1974 voorgoed haar deuren.

In februari 1976 werd een reünie gehouden in speeltuin Krispijn. Daarna was ik de animator voor de reünies van november 1989 en die van 2000. In 2012 was een 20-tal oud-leden bij elkaar in Hotel Bellevue. En vlak hierna... werd een reünie op poten gezet die op 5 oktober 2013 plaatsvond.

Nieuwjaarsnacht 1968. Volle ordners met bestuursstukken worden in het archief gebracht. Cor Reehorst, Huib v.d. Weijden, Wim Wiessner, Kees Snoek, Gert Wermer, Jan Landsmeer en ik.

Zomerkamp 1968. Okko v.d. Beek, ik, Emmy Wiessner en Frank Noordzij.

Betty Pannekoek en ik als hippies op het HC-carnaval 1969.

Het spreekkoor op het toneel tijdens de talentenjacht in 1970 bestond uit Betty Pannekoek, Jan Kraal, Jan Giltay en Emmy Honkoop.

Verpozing tijdens werknacht in 1968. We hadden lekkers uit de frituur en een biertje gekocht.

Toneelscène met Lies Wiessner 1968. Mijn rol was kapitein.

Afdeling Scheikunde met Johan Guequièrre.

Groepsfoto van deelnemers aan de reünie in 2000.

Van enkele facetten staan hier foto's. Klik op een plaatje om een vergroting te zien. Een gedetailleerde beschrijving van de geschiedenis en al het fotomateriaal en drukwerken van de Hobbyclub zijn verzameld op de zogenaamde HC-CD, die Kees Snoek en ik na de reünie in 2000 hebben vervaardigd. Er zijn ca. 125 cd's bij oud-leden en relaties terecht gekomen.

Zo'n 12 jaar na het verschijnen van de cd ontstond het idee een website te bouwen. Op de reünie van 2013 werd dit idee naar voren gebracht. Uit de zaal kwamen enthousiaste reacties en toezegging voor hulp. Uiteidelijk bouwde Eric de Waal de site, met Kees Snoek als toezichthouder. Mijn bijdrage was vooral scannen van vele foto's en documenten en schrijven van tekstjes. Een jaar lang is er flink aan gewerkt. Het functioneren en de kwaliteit van de illustraties zijn veel beter dan de cd en makkelijk en modern voor iedere geïnteresseerde te raadplegen. Het resultaat is te vinden in www.hobbyclubdordrecht.nl.

Inloggen

X