Hans Visser (1936-2001), in zijn jeugd lid van Hobby Club Leeuwarden, studeerde scheikunde aan de Technische Hogeschool te Delft en promoveerde in 1973 in Engeland. Hij werkte als biochemicus bij Unilever Research en was daarnaast biograaf van Simon Vestdijk en lange tijd voorzitter van de Vestdijkkring.

De enige "concrete bron" die nog in mijn bezit is, is het kasboek van de Hobby Club Leeuwarden, afdeling Radio & Electro. Tot mijn verbazing zie ik daarin dat ik van december 1950 tot februari 1951 mijn wekelijkse contributie van twintig cent heb voldaan. Het is dus alles bij elkaar vijftig jaar geleden dat ik lid van de Hobby Club Leeuwarden was! Veel herinner ik me niet meer uit die tijd. Het kasboek vermeldt dat er eind 1950 negen leden lid waren van genoemde afdeling, te weten J. Jordan, R. Ykema, H. Visser, T. Huizing, Harm Lamberts, Auke de Jong, T. Nicolai, Cor van der Vlist en G. Rogier. Later kwam daar nog bij Ru Boomsma, een iets oudere vriend van mij. De helft van hen betaalde een kwartje per week, de andere zoals ik twintig cent. Waarom dat was kan ik me niet meer herinneren. Ook weet ik niet hoe ik lid ben geworden. Natuurlijk was ik een bewonderaar van de boeken van Leonard de Vries. In de jaren na de oorlog was er weinig ontspanning mogelijk, het zakgeld was zeker minder dan een gulden per week, een radio was er thuis niet. Voor de verslagen van voetbalwedstrijden gingen we naar een buurtgenoot, waar we soms wel met zijn tienen gespannen luisterden hoe Piet Kraak een doelpunt voorkwam of Abe Lenstra een punt scoorde. Voor de minder in sport geïnteresseerden sprak een hobbyclub enorm tot de verbeelding, vooral wanneer je belangstelling had voor techniek. Bovendien, met een contributie van rond een gulden per maand, was het ook een goedkope aangelegenheid om met anderen samen iets op te bouwen. Lid worden van een tennis- of hockeyclub was veel duurder en ook elitairder in die jaren.

Al lezende in het kasboek komen langzaam de herinneringen weer boven. Prominente leden waren in mijn herinnering Jopie Jordan, Theo Huizing en een zekere R.O. Lutz, die we niet bij zijn voornaam aanspraken. Zijn naam komt overigens maar een keer voor in het kasboek. Mogelijk had hij zijn diploma MTS gehaald en had hij inmiddels Leeuwarden verlaten. Jordan was aanvankelijk de penningmeester. Zijn opvolger zo blijkt uit het kasboek was Rely Ykema bij wie we aanvankelijk bijeenkwamen. Hij woonde in de Sperwerstraat 4, een straat die een zijstraat was van de Mozartstraat waar ik zelf woonde. De afstand was dus geen enkele barrière, dat was meer de leeftijd en de opleiding. Voor zover ik me herinner kwamen de meeste leden van de MTS, terwijl ik op de RHBS zat en Ru Boomsma op de Ambachtschool. Ze waren dus niet alleen ouder maar ook wijzer. Men kon dus echt wel iets van hen leren.

Veel leden konden er niet zijn want de ruimte op zolder bij Rely was tamelijk klein. Er werd druk gesoldeerd herinner ik me en aan radio’s geknutseld. Belangrijk was de grote voorraad condensatoren, weerstanden en radiobuizen. Het kasboek geeft een heel overzicht van wat er in voorraad was. Zelf heb ik nog een zogenaamde eenpitter gebouwd, een radio met maar een buis, de DL91 als ik me goed herinner. Daarmee kon ik op school in de klas met koptelefoon stiekem naar de radio luisteren. Later verhuisden we naar een oude stroopfabriek in Huizum waar we de bovenverdieping, naar ik meen van de Gemeente, mochten gebruiken. In het kasboek zijn tekeningen te zien waarop de geplande werkbanken staan aangegeven en waar de ruimte voor de donkere kamer is gemarkeerd. Maar of er ooit een afdeling fotografie is geweest kan ik me niet herinneren. Zelf was ik overgestapt naar de afdeling chemie. Er was een grote hoeveelheid chemicaliën aanwezig, die me fascineerden, maar het is me nooit duidelijk geworden waar al die potjes vandaan kwamen. Zo was er bijvoorbeeld een grote pot met het gele picrinezuur. Ik heb nooit begrepen wat je daar nu mee moest doen. Ook was er aardig wat glaswerk. Toen de vereniging werd opgeheven, nog voor ik in Delft ging studeren, heb ik alles mee naar huis genomen. Mijn moeder was daar niet zo gelukkig mee, zodat ik op een goede, zonnige dag tijdens de zomervakantie (ik studeerde sinds 1954 chemie aan de TH te Delft) alle potjes in het riool voor het huis heb geleegd. Daar waren heel wat giftige en milieuverontreinigende stoffen bij, waaronder chroom- en nikkelzouten (voor het maken van een chemische tuin), maar dat wist ik toen niet. In Delft lag de vloer in een van de labs vol met kwik, niemand die zich daar toen druk over maakte. De geur van het mengsel van benzeen en ijsazijn kan ik nog voor de geest roepen, en mijn woede op de assistent die mij het practicum over liet doen omdat ik het niet langer dan zes uur uithield in die dampen, terwijl ik acht uur per dag aanwezig moest zijn. Het carcinogene benzeen, dit alles zou nu ondenkbaar zijn.

Het lijkt er op dat op het hoogtepunt van de Club het maximum aantal leden veertien bedroeg. Er was toen ook een afdeling vliegtuigbouw met twee leden. Modelvliegtuigjes bouwen was in die jaren enorm populair.

Een van mijn eigen grote werkstukken was een onderzeeboot, waarbij techniek en chemie samengingen. Het ontwerp haalde ik uit het blad Hobby Club, waarop ik een abonnement had. Er was heel wat blik en soldeer voor nodig om de boot te maken. De bedoeling was de boot, wanneer hij gereed was, langzaam vol te laten lopen met water totdat het water kon overlopen in een potje met carbid, dat zich van buiten gezien in de commandotoren bevond. Door de reactie van het water met het carbid ontstond een (brandbaar) gas (acetyleen) dat als drijfgas van de onderzeeboot diende (er waren twee uitlaten) en dat tevens door de druk die het opbouwde verder vollopen van de boot moest verhinderen door een pienter afsluitsysteem. Logerend bij mijn oom en tante in Scheveningen werd de onderzeeër vorm gegeven, maar hij was te groot om hem in de badkuip uit te testen. Dat heb ik toen zelf op een warme zomerse dag gedaan in een tochtsloot niet ver van mijn ouderlijk huis. De boot liep inderdaad vol water tot het bij het carbid kwam. Daarop ontstond een geweldige vlam in het binnenste van de boot, die inmiddels bijna geheel onder water lag. Met grote snelheid schoot de onderzeeër daarop onder water vooruit, al vlammenspuitend. Het was een fascinerend gezicht. De proefvaart heb ik nooit meer herhaald. Voldoende was te weten dat het werkstuk echt functioneerde.

Ik denk niet dat de onderzeeër mijn inzending betrof voor de Hobby Tentoonstelling Het Stokpaardje, in de Beurs te Leeuwarden, zoals het diploma uitgereikt aan H. Visser voor de inzending op de tentoonstelling van 5 t/m 8 november aangeeft. Wat die inzending dan wel betrof zou ik niet meer weten. Zeker is dat onze Hobby Club aan deze bijzondere tentoonstelling zijn medewerking verleende.

De hoogtepunten in de tijd van mijn lidmaatschap van de Leeuwarder Hobby Club waren de beide bezoeken aan het jaarcongres van de landelijke hobbyclubs. De eerste die ik bijwoonde werd in Eindhoven gehouden onder auspiciën van Philips. Ik logeerde bij een van de employees. Wat me is bijgebleven zijn de demonstratie kleurentelevisie en de groeibevordering van planten door natriumlicht, een vinding die nog steeds zijn toepassing vindt hier in het Westland, waar sommige delen bij nacht nooit donker worden door het gele licht van de kassen. De grootste indruk maakte evenwel Leonard de Vries op mij. Dus hij was de schrijver van De jongens van de Hobby Club. Met hem te mogen praten leek me een onmogelijkheid. Later zocht ik Leonard in Amsterdam op tijdens de voorbereiding van mijn boek Vestdijk en het kinderboek, wetende dat voor Leonard het kinderboek een even grote obsessie was. Toen bleek dat er helemaal geen afstand meer bestond tussen mijn god van vroeger en het jongetje van de HBS te Leeuwarden dat ik eens was.

Het andere congres vond plaats in Den Haag en werd door Shell gesponsord. Een excursie naar het Shell complex in het Botlek gebied staat me nog helder voor de geest. De meeste indruk maakte op mij een poedervormige katalysator die zich zichtbaar als een vloeistof gedroeg.

Het moet duidelijk zijn dat de basis voor mijn latere studie scheikunde werd gelegd bij de Hobby Club in Leeuwarden. Ik ben Leonard de Vries daar nog altijd dankbaar voor.

Juli 2001.

Inloggen

X